werkgever/werknemer

Werknemer (bedrijfsleider) is op 16 januari 2015 op staande voet ontslagen. Aanleiding voor het ontslag is volgens werkgever het feit dat werknemer meermalen zijn weekstaten niet had ingeleverd. Toen hij daar op aangesproken werd door de echtgenote van werkgever, heeft werknemer op botte wijze gereageerd. Daarna heeft werknemer een e-mail vol met verwijten aan het hele bedrijf gestuurd met de eis dat werkgever zijn excuses zou aanbieden. Bovendien zou hij vertrouwelijke informatie aan een collega hebben doorgegeven. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet waarschijnlijk geen stand houdt in een bodemprocedure.

Het hof oordeelt als volgt. Ten aanzien van het verwijt met betrekking tot de op 14 januari 2015 aan de collega’s van werknemer verzonden e-mail behoort tot die omstandigheden in dit geval ook de wijze waarop de directeur werknemer in het gesprek van 13 januari 2015 heeft bejegend. Uit diverse stukken en verklaringen blijkt dat de directeur jegens werknemer in woede is ‘uitgebarsten’. Degenen die de e-mail in kopie hebben ontvangen waren ten tijde van de uitbarsting in het pand van werkgever aanwezig en zij hebben de uitbarsting en de daarop volgende woordenwisseling gezien of gehoord. Hoewel hij dit achteraf wellicht beter niet had kunnen doen, is niet onbegrijpelijk dat werknemer heeft besloten deze personen een kopie van de e-mail te zenden. Werknemer was, zoals hij in de e-mail ook aangeeft, aangeslagen door de wijze waarop hij was aangesproken. Alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemende, is het hof dan ook voorshands van oordeel dat het in kopie aan medewerkers binnen de organisatie verzenden van de e-mail van 14 januari 2015 niet zodanig aan werknemer valt te verwijten dat dit een dringende reden voor een ontslag op staande voet oplevert. De overige gronden komen niet in rechte vast te staan.