Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Maas International B.V.
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 26 augustus 2015
ECLI:NL:RBMNE:2015:6171

werknemer/Maas International B.V.

Arbeidsongeschikte werknemer in kennis stellen van loonopschorting in plaats van loonstop leidt tot toewijzing loonvordering.

Werknemer is op 19 september 2011 bij Maas in dienst getreden in de functie van Operator A. Sinds 21 mei 2013 kampt werknemer met rugklachten, naar aanleiding waarvan hij zich heeft ziek gemeld. Op 7 november 2013 is hij aangepaste werkzaamheden gaan verrichten. Maas heeft het loon over de periode 1 november 2013 tot 24 december 2013 en van 13 februari 2014 tot 25 maart 2014 niet betaald. Werknemer heeft een loonvordering ingesteld. Hij voert het volgende aan. Er bestaan twee soorten loonsancties: de loonopschorting en de loonstopzetting. Blijkens haar brieven heeft Maas gekozen voor opschorting van de loondoorbetaling (en niet voor stopzetting daarvan). Werknemer heeft deze brieven ook aldus begrepen en mogen begrijpen. Hij beroept zich op een uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden van 29 maart 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0686.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Partijen zijn het er in feite over eens dat werknemer zonder redelijke grond aangeboden passende arbeid niet heeft verricht. In beginsel had werknemer dus geen recht op doorbetaling van het loon. Artikel 7:629 lid 7 BW bepaalt echter dat de werkgever geen beroep meer kan doen op enige grond om het loon niet te betalen indien hij de werknemer daarvan geen kennis heeft gegeven onverwijld nadat bij hem het vermoeden van het bestaan daarvan is gerezen of redelijkerwijs had behoren te rijzen. Aan deze voorwaarde is niet voldaan. ‘Opschorten’ van een loonbetaling betekent volgens Van Dale immers het ‘op een later tijdstip stellen’, ‘uitstellen’ van een loonbetaling of ‘wachten met’ een loonbetaling, en niet het definitief stopzetten of vervallen daarvan. De kantonrechter sluit zich aan bij de door werknemer genoemde uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden, waarin wordt overwogen: ‘Van een werkgever mag, zeker waar een voor de werknemer zo ingrijpend middel wordt ingezet als een loonsanctie, worden verwacht dat hij zijn woorden zorgvuldig kiest.’ Dat werknemer (en zelfs zijn aanvankelijke gemachtigde) ‘opschorten’ aanvankelijk wellicht heeft opgevat als ‘stopzetten’ doet hier niet aan af, nu de betekenis van beide termen onmiskenbaar essentieel verschillend is. Een eventuele aanvankelijk verkeerde interpretatie door werknemer, die naar de kantonrechter ter zitting is gebleken de Nederlandse taal niet volledig beheerst, kan hem daarom niet worden tegengeworpen. Aan het voorgaande doet evenmin af het betoog van Maas dat uit de rest van de beide ‘opschortingsbrieven’ blijkt dat zij niet loonopschorting maar loonstopzetting heeft bedoeld. In die brieven is niet (expliciet) vermeld dat ook na werkhervatting het loon over de voorliggende periode definitief niet zou worden uitbetaald. Maas wordt veroordeeld om aan werknemer tegen bewijs van kwijting te betalen € 5.676,32 met de wettelijke rente over € 2.730,79 vanaf 6 februari 2014 en over € 2.466,53 vanaf 10 april 2014 tot de voldoening.