Rechtspraak
werkgever/v.o.f. X
Werknemer is op 28 juni 2011 in dienst getreden van werkgever. Op de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding van toepassing (temporeel bereik 2 jaar en geografisch bereik 25 km). De arbeidsovereenkomst is op 28 juni 2014 geëindigd. Werknemer is per 1 juli 2014 bij een soortgelijke onderneming als werkgever in dienst getreden op 19 km afstand van de standplaats van werkgever. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het beding geheel moet worden vernietigd. In deze procedure spreekt werkgever de nieuwe werkgever aan op grond van onrechtmatig handelen (profiteren van wanprestatie).
Het hof oordeelt als volgt. Werkgever geeft aan dat hij belang heeft bij onverkorte handhaving van het non-concurrentiebeding, omdat zijn onderneming en die van nieuwe werkgever soortgelijke bedrijven zijn, en dat hij ter gelegenheid van de zitting in eerste aanleg niet heeft verklaard dat hij sinds eind januari/begin februari 2014 geen werkzaamheden meer heeft verricht voor X. De gemotiveerde betwisting door nieuwe werkgever van de stelling van werkgever, dat nieuwe werkgever pas sinds de indiensttreding van werknemer werkzaam is voor X , heeft werkgever echter niet bestreden. Dat geldt ook voor de overweging van de kantonrechter, dat van belang is dat werknemer zowel bij werkgever als nieuwe werkgever slechts uitvoerende werkzaamheden (heeft) verricht en dat op geen enkele wijze is gebleken dat werknemer, gezien zijn functie, in staat was om klanten van werkgever mee te nemen naar nieuwe werkgever. Aldus heeft werkgever naar het oordeel van het hof onvoldoende bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop de kantonrechter de belangen van werkgever en werknemer heeft afgewogen.
Bovendien is de stelling van werkgever onjuist nu ingevolge vaste rechtspraak van de Hoge Raad het handelen met iemand terwijl men weet dat deze door dat handelen een door hem met een derde gesloten overeenkomst schendt, op zichzelf jegens die derde niet onrechtmatig is. Van onrechtmatigheid is pas sprake indien die aangesproken partij weet of behoort te weten dat zijn wederpartij door het sluiten van de desbetreffende overeenkomst een door hem met een derde gesloten overeenkomst schendt en bovendien sprake is van bijkomende omstandigheden.