Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 8 januari 2016
ECLI:NL:RBNHO:2016:66
werknemer/Connexxion Openbaar Vervoer N.V.
Werknemer is op 4 november 1974 in dienst getreden bij Connexxion Openbaar Vervoer N.V. (hierna: Connexxion) als buschauffeur. Op 16 september 2015 heeft een passagier aan Connexxion bericht dat zij van werknemer geen afgestempeld vervoersbewijs heeft ontvangen en dat dit in het verleden meerdere malen bij werknemer was voorgekomen. Op 28 september 2015 hebben twee medewerkers van de afdeling Service en Veiligheid in opdracht van Connexxion een onderzoek verricht naar de handelingen van werknemer. Een toezichthouder van Service en Veiligheid heeft verklaard dat hij een vervoersbewijs bij werknemer kocht, dat werknemer vervolgens vroeg of hij het kaartje mocht houden voor zijn kleinzoon en dat hij het kaartje in een bakje stopte. Een tweede toezichthouder van Service en Veiligheid verklaarde dat zij een kaartje bij werknemer kocht, dat zij zag dat deze reeds eerder was afgescheurd en dat het kaartje al eerder was afgestempeld. Op 29 september 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden met werknemer, waarin hem door Connexxion werd voorgehouden dat hij afgestempelde vervoersbewijzen niet aan passagiers heeft overhandigd, hetgeen werknemer heeft erkend. Als verklaring gaf hij aan dat hij de vervoersbewijzen spaart voor zijn kleinzoon. Connexxion heeft werknemer op 29 september 2015 geschorst. Op 1 oktober 2015 is werknemer op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief van diezelfde datum stelt Connexxion dat werknemer zich heeft schuldig gemaakt aan het achterhouden van verkochte kaartjes, om deze vervolgens wederom aan andere passagiers te verkopen. Werknemer verzoekt de kantonrechter onder meer het ontslag op staande voet te vernietigen. Hij legt aan zijn verzoek ten grondslag dat geen sprake is van een dringende reden en dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Aan het onverwijldheidsvereiste is voldaan. Connexxion heeft, nadat zij van een passagier een klacht over werknemer had ontvangen, de camerabeelden bekeken en vervolgens besloten dat een onderzoek diende plaats te vinden. Dit onderzoek vond plaats op 28 september 2015. Met werknemer heeft hierover een dag later een gesprek plaatsgevonden en vervolgens is twee dagen later het ontslag aangezegd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Connexxion aldus voldoende voortvarend gehandeld. In deze procedure staat het eerste aan werknemer verweten feit, namelijk het achterhouden van verkochte vervoersbewijzen, vast. Een en ander is immers door werknemer erkend. In geschil is de vraag of werknemer deze achtergehouden vervoersbewijzen opnieuw heeft verkocht aan passagiers. De kantonrechter oordeelt dat indien ook de verkoop van achtergehouden vervoersbewijzen vast komt te staan, het ontslag op staande voet stand zou kunnen houden. Werknemer, die reeds 41 jaar zijn werkzaamheden naar tevredenheid verricht, is door Connexxion geconfronteerd met ernstige verwijten. De kantonrechter stelt voorop dat op Connexxion de stelplicht en de bewijslast rust van de feiten en gebeurtenissen die aan werknemer worden verweten. Het standpunt dat werknemer eerder afgestempelde vervoersbewijzen opnieuw verkocht wordt alleen ondersteund door de verklaring van een van de medewerkers van Service en Veiligheid. Uit getoonde videobeelden kan de kantonrechter dit immers niet opmaken. Met werknemer is de kantonrechter van oordeel dat hieruit niet het overtuigende bewijs volgt dat werknemer vervoersbewijzen dubbel heeft verkocht. Derhalve zal Connexxion een en ander moeten bewijzen en hoewel Connexxion geen (concreet) bewijsaanbod heeft gedaan, zal de kantonrechter Connexxion ambtshalve de opdracht geven feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat werknemer de afgestempelde vervoersbewijzen inderdaad opnieuw heeft verkocht. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.