Laboratories Int. BV/werknemer

Werknemer heeft - bij faxbericht van 15 augustus 2014 - het hof meegedeeld dat hij cassatie wenst in te stellen tegen één of meer eindbeslissingen van het arrest van 10 juni 2014. Daarop heeft werknemer verzocht de comparitie van 21 augustus 2014 aan te houden. Dit aanhoudingsverzoek is door de rolraadsheer opgevat als een eenzijdig verzoek om doorhaling ex artikel 8.1 van het pilot procesreglement voor civiele dagvaardingszaken. Vervolgens heeft werknemer op 2 september 2014 een akte na tussenarrest genomen. In deze akte verzoekt werknemer het hof om terug te komen op een aantal bindende eindbeslissingen in genoemd arrest op in de akte nader omschreven gronden.

Het hof oordeelt als volgt. Het hof ziet in de door werknemer aangevoerde gronden geen aanleiding op deze beslissingen terug te komen. Anders dan werknemer stelt, is geen sprake van een onjuiste feitelijke of juridische grondslag. Het hof verwijst en persisteert bij hetgeen in het arrest van 10 juni 2014 is beslist. Voor het geval het hof niet terugkomt op de genoemde eindbeslissingen verzoekt werknemer tegen het arrest van 10 juni 2014 tussentijds cassatieberoep open te stellen. In de akte merkt werknemer op dat de raadsvrouw van werkgever geen bezwaar heeft tegen toewijzing van dit verzoek. De raadsvrouw van werkgever heeft dit ook telefonisch bevestigd. Het hof wijst het verzoek daarom toe. Het hof acht het doelmatig thans cassatieberoep open te stellen tegen het tussen partijen gewezen arrest van 10 juni 2014.