Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 8 maart 2016
ECLI:NL:GHSHE:2016:866
werknemer/Stichting St. Anna Zorggroep
(Eindarrest van AR 2015-1044.) Werknemer (geboren 1961) is sinds 1 april 1977 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij St Anna en laatstelijk werkzaam in de functie van medewerker bewaking en receptie/portier. Werknemer voert zijn functie zelfstandig uit. Op 15 augustus 2014 krijgt werknemer een officiële waarschuwing omdat hij meermalen slapend/indommelend is aangetroffen op het werk. Nadat werknemer op 29 november wederom slapend is aangetroffen, stuurt de werkgever aan op beëindiging van het dienstverband middels een vaststellingsovereenkomst. Werknemer stelt zich op het standpunt dat werkgever zijn zorgplicht heeft geschonden door de werkomstandigheden niet optimaal te maken (te warm, geen frisse lucht, geen prikkels wakker te blijven). Na diverse besprekingen met advocaten en mediation, stelt werkgever werknemer vanaf 21 april 2015 vrij in afwachting van de UWV-procedure. Werknemer vordert wedertewerkstelling. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen. Het hof heeft bij tussenarrest geoordeeld dat van een goed werkgever mag worden gevergd dat hij de werknemer de mogelijkheid biedt de overeengekomen arbeid te verrichten, tenzij er een redelijke en voldoende zwaarwegende grond is om de werknemer die mogelijkheid te onthouden (vgl. Hof ’s-Hertogenbosch 3 februari 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:329). Omdat inmiddels een ontbindingsprocedure liep, heeft het hof de zaak aangehouden om haar eindoordeel op het oordeel in de bodemprocedure af te stemmen.
Het hof oordeelt als volgt. De ontbindingsrechter heeft het verzoek afgewezen. Gelet op de beslissing van de bodemrechter en de beoordelingsmaatstaf zoals weergegeven in r.o. 3.5 van het tussenarrest acht het hof de vordering van werknemer om hem in de gelegenheid te stellen zijn normale en volledig overeengekomen werkzaamheden behorend bij zijn functie te hervatten toewijsbaar. Daarbij betrekt het hof onder meer dat werknemer, ook nadat hij op 29 november 2014 slapend/indommelend is aangetroffen, in staat is gesteld om de overeengekomen werkzaamheden (zij het zonder nachtdiensten) als beveiliger te blijven verrichten tot 21 april 2015. Het belang van werknemer bij toelating tot de overeengekomen werkzaamheden acht het hof groter dan het belang van St. Anna om hem niet toe te laten die werkzaamheden te verrichten. Het hof ziet wel aanleiding de vordering in zoverre af te wijzen dat St. Anna niet wordt verplicht om werknemer, die meermaals indommelend is aangetroffen tijdens nachtdiensten, voorlopig in te roosteren voor nachtdiensten. Dat de toepasselijke cao Ziekenhuizen onder artikel 3 de mogelijkheid van schorsing en non-actiefstelling biedt, zoals St. Anna heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Niet alleen kent de cao strikte voorwaarden voor toepassing daarvan, maar ook in een dergelijk geval kan getoetst worden of een dergelijke maatregel al dan niet in strijd is met goed werkgeverschap.