Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Assen), 6 april 2016
ECLI:NL:RBNNE:2016:1633
werkneemster/werkgeefster
Werkneemster is op 1 juli 1995 in dienst getreden bij werkgeefster, een klein advocatenkantoor dat zich richt op ondernemers. De heren X en Y waren vanaf 2006 beiden directeur van het kantoor. Werkneemster heeft de eerste jaren van haar dienstverband als secretaresse voor Y gewerkt. Sinds 2010 werkte zij voor X. X is in november 2015 bij het kantoor vertrokken. Op 8 december 2015 heeft werkgeefster werkneemster op staande voet ontslagen. Aan het ontslag wordt ten grondslag gelegd dat werkneemster uit eigener beweging privékosten van X als zakelijke kosten heeft geboekt. Een en ander zou blijken uit een e-mail van werkneemster aan X op 29 april 2015. Werkneemster vordert werkgeefster te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding, de transitievergoeding, alsmede een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Werkneemster stelt onder verwijzing naar verklaringen van X dat zij altijd op zijn instructie en nooit op eigen initiatief heeft gehandeld. Werkneemster stelt tevens dat zij zowel in opdracht van Y als van X boekingen heeft verricht en dat het binnen het bedrijf duidelijk was dat privéaankopen - op instructie van de desbetreffende directeur - zakelijk werden geboekt. Werkneemster benadrukt hierbij dat de handelingen die zij voor X heeft verricht, niet afweken van de handelingen die zij eerder voor Y heeft verricht. Nu zij het idee had dat beide heren liquiditeiten uit de vennootschap haalden, zag zij niet in waarom dit later door Y ten aanzien van de boekingen betreffende X als fout zou worden bestempeld.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het door werkgeefster op 8 december 2015 aan werkneemster gegeven ontslag op staande voet is niet onverwijld geschied. Toen werkgeefster op 7 december 2015 na onderzoek in de e‑mailbox van X op de e-mail van werkneemster van 29 april 2015 stuitte, was het volgens werkgeefster duidelijk dat werkneemster ook zelfstandig had gehandeld en was dit voor haar de reden om haar de dag erop - op 8 december 2015 - op staande voet te ontslaan. Nu uit de door werkgeefster overgelegde brief van haar accountant van 14 januari 2016 echter blijkt dat de accountant reeds op 13 november 2015 een bespreking met werkneemster heeft gehad en zij hem tijdens dit gesprek ook heeft toegelicht op welke wijze zij de boekhouding deed, is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende duidelijk geworden dat werkgeefster daar in ieder geval vanaf die datum ook van op de hoogte was. De accountant heeft het gesprek met werkneemster immers op verzoek van werkgeefster gevoerd. Waarom werkgeefster vervolgens tot 8 december 2015 heeft gewacht met het door haar gegeven ontslag is door werkgeefster onvoldoende inzichtelijk gemaakt. Dat uit de aan het ontslag ten grondslag liggende e-mail van 29 april 2015 van werkneemster aan X zou blijken dat werkneemster zelfstandig en zonder de instructie van X zou hebben gehandeld, blijkt naar het oordeel van de kantonrechter niet uit deze e-mail. Uit deze e-mail blijkt enkel op welke wijze werkneemster de in deze e-mail benoemde en door X opgevoerde kosten heeft afgeboekt. Naar het oordeel van de kantonrechter is het daarbij voldoende duidelijk dat werkneemster hiermee in opdracht van X handelde. Daarnaast is onvoldoende gebleken dat het aan werkneemster gegeven ontslag subjectief dringend is geweest. Dit temeer nu werkgeefster de stelling van werkneemster dat haar handelswijze in dit verband niet anders is geweest dan toen zij nog de secretaresse voor Y was, niet gemotiveerd heeft bestreden. De kantonrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat het ontslag op staande voet onterecht is gegeven. De kantonrechter zal gelet daarop de gevorderde vergoeding wegens de onregelmatige opzegging toewijzen. De transitievergoeding wordt eveneens toegewezen. Een ontslag op staande voet dat niet rechtsgeldig wordt geacht is, op grond van de wetsgeschiedenis als zodanig al ernstig verwijtbaar, zodat ook het verzoek om toekenning van een billijke vergoeding wordt toegewezen. De kantonrechter stelt de billijke vergoeding vast op een bedrag van € 500.