Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Almere), 19 april 2016
ECLI:NL:RBMNE:2016:4211
werknemer/Connexxion Openbaar Vervoer N.V.
Werknemer is in 1986 in dienst getreden van (een rechtsvoorganger van) Connexxion Openbaar Vervoer als buschauffeur. Hij is sedert 2010 arbeidsongeschikt. Op 30 juni 2015 is een ontslagaanvraag bij het UWV ingediend. Op 26 oktober 2015 is de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid opgezegd. Werknemer voert aan dat hij berust in het feit dat het dienstverband is beëindigd maar, nu aan Connexxion Taxi Services toestemming is verleend en niet aan Connexxion Openbaar Vervoer, Connexxion Openbaar Vervoer zonder toestemming van het UWV de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd en daarmee in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 7:671 lid 1 BW. Werknemer verzoekt om toekenning van een billijke vergoeding van € 27.500 bruto, een schadevergoeding van een maandsalaris (€ 2.892,29 bruto) wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding van € 55.918 bruto.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Uitleg van de brief van 26 oktober 2015 leidt tot het oordeel dat werknemer deze brief niet anders kon begrijpen dan dat zijn werkgever Connexxion Openbaar Vervoer tot opzegging van de arbeidsovereenkomst is overgegaan. Tussen partijen is niet in geschil dat Connexxion Openbaar Vervoer geen toestemming van het UWV had – deze was immers aan Connexxion Taxi Services, niet zijnde de werkgever van werknemer verstrekt – om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Werknemer heeft berust in de opzegging en verzocht om toekenning van een billijke vergoeding (art. 7:681 lid 1 aanhef en onderdeel a BW). Voor de toekenning van de billijke vergoeding is geen ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever vereist, zij het dat de regering erop heeft gewezen dat het opzeggen in strijd met de daarvoor geldende regels de werkgever ernstig valt aan te rekenen. Daarmee is de grondslag voor het toekennen van een billijke vergoeding ten laste van Connexxion Openbaar Vervoer in beginsel gegeven. De hoogte van de additionele billijke vergoeding dient in relatie te staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever en niet in relatie tot de gevolgen van het gegeven ontslag voor de werknemer. De kantonrechter acht het alleszins aannemelijk dat indien de aanvraag juist was ingediend, Connexxion Openbaar Vervoer ook de ontslagaanvraag zou hebben gekregen en de arbeidsovereenkomst zonder enige vergoeding had kunnen opzeggen. Gegeven die omstandigheden, is toekenning van een billijke vergoeding in het onderhavige geval niet redelijk. Dit deel van het verzoek wordt afgewezen. Wel worden de gevorderde transitievergoeding en de vergoeding wegens onregelmatige opzegging toegewezen.