Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Stichting Scholengroep Spinoza
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 17 mei 2016
ECLI:NL:RBDHA:2016:5248

werkneemster/Stichting Scholengroep Spinoza

Bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering (AAOP-uitkering) geen voorziening wegens de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de zin van het Besluit overgangsrecht transitievergoeding. Veroordeling werkgever tot betaling van transitievergoeding.

Werkneemster is in dienst bij Stichting Scholengroep Spinoza (hierna: Spinoza). Spinoza heeft met toestemming van het UWV de arbeidsovereenkomst met werkneemster per 1 maart 2016 wegens langdurige arbeidsongeschiktheid opgezegd. Werkneemster verzoekt Spinoza te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding, alsmede de transitievergoeding.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Tussen partijen staat vast dat Spinoza de arbeidsovereenkomst met werkneemster rechtsgeldig heeft opgezegd met toestemming van het UWV. Niet gesteld of gebleken is dat een van de situaties als bedoeld in de artikelen 7:671b lid 8 en 9, 7:671c lid 2 onderdeel b en lid 3 onderdeel b, 7:673 lid 9, 7:681 of 7:682 BW zich voordoet. Daarom heeft werkneemster geen aanspraak op toekenning van een billijke vergoeding ten laste van Spinoza.

Met betrekking tot de mogelijke aanspraak van werkneemster op de transitievergoeding oordeelt de kantonrechter als volgt. Ingevolge artikel 2 van het Besluit overgangsrecht transitievergoeding juncto artikel XXII lid 7 van de Wet werk en zekerheid is de transitievergoeding niet verschuldigd indien de werknemer wegens de beëindiging van de arbeidsovereenkomst recht heeft op een vergoeding of voorziening, op grond van tussen de werkgever of verenigingen van werkgevers en de werknemer of verenigingen van werknemers gemaakte afspraken. Het verweer van Spinoza, dat de AAOP-uitkering die werkneemster ontvangt een voorziening is als bedoeld in artikel 2 van het besluit, slaagt niet. De kantonrechter is van oordeel dat de AAOP-uitkering een individuele aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen is, die niet voortvloeit uit een door de werkgever of verenigingen van werkgevers en de werknemer of verenigingen van werknemers gemaakte afspraak en die geen verband houdt met een eventueel einde van de arbeidsovereenkomst. De AAOP is daarom geen voorziening wegens de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de zin van het besluit. Het beroep van Spinoza op artikel 6:248 lid 2 BW slaagt evenmin. De kantonrechter acht van belang dat bij de totstandkoming van de WWZ blijkens de wetsgeschiedenis voor het recht op een transitievergoeding uitdrukkelijk geen onderscheid is gemaakt tussen arbeidsgeschikte en (langdurig) arbeidsongeschikte werknemers. Blijkens recente berichten in de media overweegt minister Asscher ook thans niet om aan het recht op een transitievergoeding van (langdurig) arbeidsongeschikte werknemers te tornen. Uitsluitend wordt een wetsvoorstel overwogen dat inhoudt dat de financiering van dit recht wordt gewijzigd. Dat de activiteiten van Spinoza worden bekostigd uit ‘lumpsum-financiering’ en het bedrag van de aan werkneemster te betalen transitievergoeding niet rechtstreeks besteed zal kunnen worden aan het geven van onderwijs, maakt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, op zichzelf niet dat nakoming van haar betalingsverplichting ten opzichte van werkneemster naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Uit het vorenstaande volgt dat Spinoza aan werkneemster een transitievergoeding verschuldigd is. Spinoza heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de vergoeding die volgens werkneemster € 25.418 bedraagt. Volgt toewijzing van het verzoek.