Rechtspraak
DTG B.V./werknemer
Op 1 januari 2015 is werknemer krachtens arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij DTG in dienst getreden. De laatste functie die werknemer vervulde was die van eindverantwoordelijke van de Salesafdeling. In de ter zake opgemaakte arbeidsovereenkomst was onder andere een (anti)ronselbeding opgenomen. Voormelde arbeidsovereenkomst is per 15 mei 2015 beëindigd. Aansluitend is werknemer bij Catawiki B.V. in dienst getreden in de functie van Sales Directeur. Thans vordert DTG een verklaring voor recht dat werknemer het ronselbeding heeft overtreden, waarvoor werknemer een boete van € 21.600 dient te betalen. DTG legt aan haar vordering ten grondslag dat het werknemer in zijn hoedanigheid van Sales Directeur bij Catawiki niet vrijstond om een recruiter van Catawiki te bellen dat een oud-collega van DTG belangstelling had om bij Catawiki in dienst te treden. Werknemer voert gemotiveerd verweer.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Partijen verschillen van mening over de wijze van uitleg van het overeengekomen ronselbeding en het antwoord op de vraag of werknemer dit beding heeft overtreden. De kantonrechter stelt voorop dat de uitleg van het tussen partijen overeengekomen ronselbeding dient te geschieden met inachtneming van de zogeheten Haviltex-maatstaf (HR 13 maart 1981, NJ 1981/635). Deze maatstaf brengt mee dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Bij die uitleg komt het ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. In het licht van het voorgaande veronderstelt de formulering in het beding dat het initiatief om werknemers van de werkgever direct dan wel indirect te benaderen teneinde hen te bewegen het dienstverband met hun werkgever te beëindigen, dient uit te gaan van de werknemer met wie het beding is overeengekomen, in casu werknemer. Uit de ter zitting afgelegde verklaringen kan genoegzaam worden afgeleid dat hiervan geen sprake is geweest. Zo heeft X verklaard dat hij na een genoten vakantie in augustus 2015 telefonisch contact met werknemer heeft opgenomen waarbij hij heeft geïnformeerd over de mogelijkheden om bij Catawiki te solliciteren en dat hij in antwoord daarop door werknemer toen is doorverwezen naar de afdeling HR van Catawiki. X heeft verklaard dat werknemer uit hoofde van zijn arbeidscontract daarover zelf niet mocht beslissen. Vervolgens heeft X verklaard dat hij daarna via LinkedIn is benaderd door Y van Catawiki teneinde met haar contact op te nemen voor het houden van een sollicitatiegesprek. Aansluitend heeft X verklaard dat hem vervolgens een baan bij Catawiki is aangeboden en dat werknemer daarbij op geen enkele wijze betrokken is geweest. Gelet op het geen hiervoor is overwogen is niet, althans onvoldoende, in rechte komen vast te staan dat werknemer X direct dan wel indirect heeft benaderd om het dienstverband met DTG te beëindigen. De enkele omstandigheid dat werknemer aan een collega heeft meegedeeld dat X haar zou kunnen benaderen omdat hij belangstelling had voor Catawiki, is onvoldoende om tot de conclusie te kunnen komen dat werknemer daarmee de verbodsbepaling uit het ronselbeding heeft overtreden. Daarbij heeft de kantonrechter mede in aanmerking genomen dat onweersproken is gebleven dat X uit hoofde van zijn eigen onderneming reeds goed bekend was met Catawiki en dat werknemer op generlei wijze betrokken is geweest bij de sollicitatieprocedure en de uiteindelijke beslissing om informant X in dienst te nemen. Aangezien niet in rechte is komen vast te staan dat werknemer het ronselbeding heeft overtreden, dienen de vorderingen te worden afgewezen.