Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 19 januari 2016
ECLI:NL:GHAMS:2016:113
FNV/PontMeyer c.s.
PontMeyer heeft op 7 december 2011 van haar centrale ondernemingsraad instemming verzocht om de inschaling van werknemers in de boven-cao-functiegroepen 9 tot en met 14 te wijzigen. PontMeyer heeft bovendien op 14 maart 2012 van de centrale ondernemingsraad instemming verzocht om de inschaling van de werknemers in de functieschalen 7 en 8 zonder dat hun functie met een asterisk (*) is gemarkeerd, te wijzigen. PontMeyer wenste de inschaling van deze werknemers te structureren in die zin dat een helder en transparant systeem zou ontstaan. De centrale ondernemingsraad heeft met deze voornemens ingestemd. PontMeyer heeft FNV niet betrokken bij de onderhandelingen over de gewijzigde inschaling. PontMeyer heeft de werknemers op wie de gewijzigde inschaling betrekking had, in mei 2012 van deze wijziging per brief op de hoogte gebracht. FNV heeft zowel in eerste aanleg, als in hoger beroep, gevorderd dat, kort samengevat, PontMeyer wordt veroordeeld de eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden voor een groep werknemers, kort samengevat als de ‘Boven-cao-werknemers’ ongedaan te maken. FNV vordert deze ongedaanmaking zowel voor haar leden als voor de niet-leden voor zover werkzaam bij PontMeyer. FNV baseert deze bevoegdheid op artikel 3:305a BW. De kantonrechter heeft FNV niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, op de grond dat geen sprake is van gelijksoortige belangen in de zin van artikel 3:305a BW. Meer in het bijzonder overweegt de kantonrechter daarbij dat in de onderhavige procedure op de verschillende arbeidsovereenkomsten verschillende cao’s van toepassing zijn, dan wel geen enkele cao. Tevens zijn voor de verschillende groepen werknemers verschillende afspraken gemaakt ten aanzien van loonaanspraken, functie-indeling, onkosten- en andere vergoedingen, hetgeen leidt tot verschillende uitkomsten per werknemer met mogelijk een verschillende ingangsdatum van het nieuwe systeem. Voor sommige werknemers verandert er niets, voor sommige wordt het salaris bevroren en voor anderen kan sprake zijn van een salarisverhoging. Onjuist is het standpunt van FNV, dat alle werknemers geïnformeerd zijn via één algemene informatiebrief, aldus – nog steeds – de kantonrechter. Tegen dit oordeel keert werknemer zich in hoger beroep.
Het hof oordeelt als volgt. Dat op de verschillende werknemers op wie PontMeyer de wijziging van arbeidsvoorwaarden heeft toegepast, verschillende cao’s van toepassing zijn, dan wel geen cao van toepassing is, betekent niet dat geen sprake kan zijn van een gelijksoortig belang als bedoeld in artikel 3:305a BW. In de vorderingen van FNV wordt ook rekening gehouden met de toepasselijkheid van verschillende cao’s. Aan het bestaan van een soortgelijk belang staat immers niet in de weg dat de invoering van een voor een collectief geldend inschalings- en beloningsysteem voor (groepen) werknemers verschillende gevolgen heeft. Dat een (volgens PontMeyer: groot) aantal werknemers (achteraf) heeft ingestemd met de gewijzigde arbeidsvoorwaarden kan een omstandigheid zijn bij de beoordeling of PontMeyer in redelijkheid tot die wijziging heeft kunnen komen, maar betekent niet dat de vordering zich niet leent voor behandeling op grond van artikel 3:305a BW. Partijen hebben zich er niet over uitgelaten of, indien het hof van oordeel zou zijn dat de kantonrechter FNV ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard in haar vordering, de zaak naar de kantonrechter dient te worden verwezen, dan wel dat het hof de zaak aan zich houdt (analoog aan art. 76 Rv). Partijen worden in de gelegenheid gesteld dat bij akte op de hierna te bepalen roldatum te doen.