Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Pro Sports Holding B.V.
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 31 augustus 2016
ECLI:NL:RBOBR:2016:4849

werknemer/Pro Sports Holding B.V.

Faillissementssituatie. Nieuwe werkgever dient te worden aangemerkt als opvolgend werkgever als bedoeld in artikel 7:673 lid 4 onderdeel b BW. Berekening hoogte transitievergoeding. Datum indiensttreding.

Werknemer is op 14 juni 1996 in dienst getreden bij Pro Sport B.V. (hierna: Pro Sport). Laatstelijk was werknemer werkzaam als regiomanager. Per 1 februari 2010 is werknemer in dienst getreden bij Dolcis B.V. (hierna: Dolcis), welke vennootschap, evenals Pro Sport, deel uitmaakte van Hoogenbosch Retail Group B.V. (hierna: HRG), waarvan de aandelen werden gehouden door Macintosh Retail Group N.V. (hierna: Macintosh). Hij vervulde daar de functie van retailmanager. Zijn standplaats bleef ongewijzigd en hij behield dezelfde leaseauto. Macintosh is op 30 december 2015 failliet verklaard. HRG, Dolcis en Pro Sport zijn op 5 januari 2016 failliet verklaard. Het dienstverband met werknemer is opgezegd. PSH heeft de activa van Pro Sport overgenomen. Op 23 februari 2016 is werknemer in dienst getreden bij PSH, in de functie van retailmanager. Werknemer verzoekt veroordeling van PSH tot betaling van een transitievergoeding. Werknemer stelt zich op het standpunt dat PSH moet worden aangemerkt als opvolgend werkgever als bedoeld in artikel 7:673 lid 4 onderdeel b BW.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het begrip ‘opvolgend werkgeverschap’ in voornoemde bepaling moet op dezelfde wijze worden uitgelegd als dat begrip in artikel 7:668a lid 2 BW. De bepaling van artikel 7:673 lid 4 onderdeel b BW is – in een faillissementssituatie – aldus van toepassing in het geval een koper van activa uit een failliete boedel een werknemer die in dienst was van de failliet in dienst neemt voor het verrichten van soortgelijke werkzaamheden als hij eerder voor de failliet heeft verricht. In het onderhavige geval was werknemer niet in dienst van Pro Sport, maar van Dolcis. Gelet op de wettekst en de toelichting is evenwel niet uitgesloten dat de voorafgaande werkgever een ander is dan de failliet. Het gaat om de vraag of PSH ten aanzien van de verrichte arbeid als opvolger van de voorafgaande werkgever moet worden beschouwd. Werknemer werkte feitelijk voor HRG. Dat blijkt onder meer uit het feit dat hij in 2010 is overgegaan van Pro Sport naar Dolcis in dezelfde of nagenoeg dezelfde functie, uit het feit dat alle retailmanagers van HRG werkzaam waren op het kantoor te ’s-Hertogenbosch en dat de standplaats van werknemer na de overgang niet is gewijzigd en uit het feit dat hij dezelfde leaseauto behield. Tevens blijkt dat uit het feit dat de beoordelingen van het functioneren van werknemer werden gedaan door HRG. Werknemer was formeel (om fiscale/financieel-administratieve redenen) in dienst van een dochteronderneming. Uit de overgelegde loonstroken blijkt evenwel dat de aangehouden datum van indiensttreding altijd 14 juni 1996 is geweest. Werknemer heeft in dienst van PSH eveneens als retailmanager werkzaamheden verricht en wel ten behoeve van de overgenomen winkels/activa van Pro Sport. Vast staat dat hij die werkzaamheden verrichtte vanuit hetzelfde kantoor als voorheen. Tevens staat vast dat hij dezelfde leaseauto als voorheen is blijven rijden. PSH heeft aangevoerd dat zij geen leasecontracten heeft overgenomen. Niettemin is een en ander een aanwijzing dat de vennootschappen van HRG zeer met elkaar verweven waren en dat de curatoren dat ook zo hebben gezien, nu zij het kennelijk geen probleem vonden dat een voormalige werknemer van een van de failliete vennootschappen gebruik bleef maken van een leaseauto ten behoeve van de doorstart van een andere failliete vennootschap. Werknemer heeft ten behoeve van PSH zijn werkzaamheden voortgezet waar het de overgenomen winkels van Pro Sport betreft. De kantonrechter concludeert dat PSH ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moet worden de opvolger van Dolcis te zijn. PSH is daarom een transitievergoeding aan werknemer verschuldigd. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen moet Dolcis, bij de overgang van werknemer van Pro Sport naar Dolcis, worden beschouwd als de opvolgend werkgever van Pro Sport (ook als daarbij het destijds geldende ‘zodanige banden’-criterium in aanmerking wordt genomen). Voor de berekening van de hoogte van de transitievergoeding moet daarom worden uitgegaan van de datum van indiensttreding van 14 juni 1996. Volgt toewijzing van het verzoek.