Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 9 september 2016
ECLI:NL:RBROT:2016:7046
werknemer/Anthura B.V.
Werknemer is op 1 juli 2007 in dienst getreden bij Anthura in de functie van Operator. Op de arbeidsovereenkomst tussen partijen is de CAO Glastuinbouw en het daarbij behorende functiehandboek van toepassing. Op enig moment zijn binnen Anthura de afdelingen Plant en Production samengevoegd en als de afdeling Production verdergegaan. Werknemer is op deze afdeling tewerkgesteld in de functie van Aflevervoorbereider. Tussen partijen is een geschil ontstaan over de functie-indeling. Werknemer vordert nabetaling van loon. Hij voert aan dat hij vanaf 1 januari 2010 werkzaam is in de functie van Aflevervoorbereider, maar tot 13 september 2013 het salaris heeft ontvangen behorend bij de functie van Operator, functiegroep D. De Beroepscommissie heeft bij besluit van 13 september 2013 echter geconcludeerd dat de functie van Aflevervoorbereider moet worden ingedeeld in functiegroep E. Werknemer wil dat het verschil tussen het salaris behorend bij de functiegroepen E en D alsnog wordt uitbetaald aan hem vanaf januari 2010, althans vanaf 1 januari 2011, althans vanaf maart 2012, althans vanaf 1 januari 2013, vermeerderd met wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en wettelijke rente.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Problematisch is dat in het besluit van de Beroepscommissie niet is vermeld per wanneer de functie in die functiegroep E moet worden ingedeeld. Temeer daar in het besluit tevens is verwoord, hetgeen niet in geschil is, dat de functie in de loop der tijd is aangescherpt waardoor de verantwoordelijkheden in de functie zijn toegenomen. Kern van het geschil is dan ook per wanneer de indeling in functiegroep E gerechtvaardigd is. Behalve de omstandigheid dat werknemer vanaf 1 januari 2010 werkzaam is in de functie van Aflevervoorbereider is er voor het standpunt dat de functie vanaf die datum ingedeeld moet worden in functiegroep E geen feitelijke grondslag gesteld, gelegen in de te verrichten werkzaamheden in de functie en de daarvoor benodigde competenties. Integendeel, de erkenning dat de functie in de loop der tijd is aangescherpt, waardoor de functiewaarderingsdeskundigen in 2013 tot de conclusie zijn gekomen dat de functie ingedeeld moet worden in functiegroep E, impliceert dat die indeling in 2010 niet gerechtvaardigd was. Er is dan ook geen basis voor het oordeel dat vanaf januari 2010 het salaris behorend bij functiegroep E aan werknemer uitbetaald had moeten worden. Pas in mei 2013 zijn de functiewaarderingsdeskundigen op de werkplek geweest en is door hen gesproken met betrokkenen over de functie-inhoud. Aan de hand daarvan is geconcludeerd om de functie in te delen in functiegroep E. Mogelijk kon de functie al vóór mei 2013 in die functiegroep worden ingedeeld, maar de functiewaarderingsdeskundigen hebben zich daarover niet uitgelaten en gelet op de betwisting door Anthura staat niet vast dat de datum van 1 januari 2013 daarvoor aangehouden moet worden. De maand mei 2013 dient te worden aangehouden als het moment waarop de functie ingedeeld dient te worden in functiegroep E. Gelet hierop heeft werknemer aanspraak op nabetaling van het verschil tussen het voor hem toepasselijke salaris gekoppeld aan de indeling in functiegroep E en het salaris dat hem is uitbetaald over de periode van 1 mei 2013 tot 13 september 2013.