Naar boven ↑

Rechtspraak

Pakistan International Airlines Corporation/werknemer
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 19 april 2016
ECLI:NL:GHAMS:2016:1560

Pakistan International Airlines Corporation/werknemer

Het land waar gewoonlijk arbeid wordt verricht in de zin van artikel 6 lid 2 aanhef en onderdeel a EVO wordt geacht niet te zijn gewijzigd wanneer de werknemer tijdelijk arbeid in een ander land verricht. Arbeid gewoonlijk verricht in Pakistan, dus Pakistaans recht toepasselijk.

Werknemer is sinds januari 1990 in dienst bij Pakistan International Airlines Corporation (hierna: PIA). In september 2009 is hij benoemd tot Manager Benelux van PIA met als standplaats Amsterdam. Hij heeft zijn werkzaamheden tot maart 2010 in Pakistan uitgevoerd en is met ingang van 1 maart 2010 met zijn werkzaamheden in Amsterdam begonnen. In 2013 heeft PIA besloten haar vestiging in Amsterdam te sluiten. Bij brief van 3 april 2014 is werknemer van zijn functie ontheven. Met ingang van 1 juni 2014 heeft PIA alle loonbetalingen aan werknemer gestaakt. Sedert die datum heeft zij evenmin de ziektekostenverzekeringspremie en de servicekosten voor de door werknemer bewoonde woning, die eigendom is van PIA, betaald. Stellende dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen en zijn stationering in Nederland nog steeds voortduren, dat hij zich bereid heeft verklaard de bedongen werkzaamheden te blijven verrichten en vanaf 1 juni 2014 ook feitelijk op het Amsterdamse kantoor van PIA, dat – aldus zijn stelling – nog open is, werkzaam is geweest, vordert werknemer een voorziening te treffen waarbij PIA werd veroordeeld werknemer in alle bij zijn functie van Manager Benelux behorende bevoegdheden te herstellen en om aan werknemer achterstallig salaris te blijven voldoen zolang de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is beëindigd/de detachering voortduurt. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vorderingen van werknemer toegewezen. Tegen dit vonnis komt PIA in hoger beroep.

Het hof oordeelt als volgt. Beoordeeld dient te worden welk recht op de Pakistaanse arbeidsovereenkomst van toepassing is. Het land waar gewoonlijk arbeid wordt verricht in de zin van artikel 6 lid 2 aanhef en onderdeel a EVO wordt geacht niet te zijn gewijzigd wanneer de werknemer tijdelijk arbeid in een ander land verricht. De werkzaamheden van werknemer in Nederland moeten als tijdelijk worden aangemerkt, nu het blijkens de ‘transfer’-brief de bedoeling was dat de uitzending van werknemer drie jaar zou duren en dat hij daarna weer terug zou keren naar Pakistan om daar te werken. Dat betekent dat Pakistan, waar werknemer ook vóór zijn uitzending naar Nederland werkzaam was, het land is waar de arbeid gewoonlijk werd verricht en dat Pakistaans recht van toepassing is op de hiervoor bedoelde arbeidsovereenkomst. Daarvan is de rechter, die het vonnis van 9 februari 2016 heeft gewezen, ook uitgegaan: verwezen wordt in dat vonnis naar artikelen uit het toepasselijke Pakistaanse recht. Op grond van meergenoemde ‘transfer’-brief was PIA op ieder moment gerechtigd werknemer terug te roepen naar Pakistan zonder dat zij daarvoor een reden hoefde op te geven. Dat PIA gerechtigd was werknemer terug te roepen volgt ook uit het vonnis van de Pakistaanse rechter. Nu PIA gerechtigd was werknemer terug te roepen naar Pakistan en dat ook heeft gedaan, was werknemer gehouden om vanaf de datum dat hij terug had moeten zijn, (in ieder geval) vanaf 30 juni 2014, werkzaamheden in Pakistan te verrichten. Die werkzaamheden moeten vanaf dat moment beschouwd worden als de bedongen werkzaamheden. PIA zou alleen gehouden zijn loon en emolumenten aan werknemer te betalen als hij zich bereid had verklaard die werkzaamheden (in Pakistan) te verrichten. Dat hij daartoe feitelijk bereid was, is gesteld noch gebleken. Integendeel, werknemer heeft aangevoerd dat hij zich steeds beschikbaar heeft gehouden om werkzaamheden in Nederland te verrichten en dit ook daadwerkelijk gedaan te hebben. PIA heeft dat betwist, maar bij deze stand van zaken is het niet van belang of werknemer in Nederland heeft gewerkt of zich daartoe beschikbaar heeft gehouden en evenmin in welke omvang dit zou hebben plaatsgevonden. Die werkzaamheden zijn immers niet te beschouwen als de bedongen werkzaamheden en werknemer kan ter zake van die werkzaamheden geen loon vorderen. Volgt afwijzing van de loonvorderingen van werknemer.