Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Lelystad), 8 september 2016
ECLI:NL:RBMNE:2016:4938
werkgeefster/werkneemster
Werkneemster is op 1 februari 2013 in dienst getreden bij werkgeefster. Haar functie betreft thans die van woonbegeleider. Werkneemster heeft zich begin november 2015 ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft naar aanleiding van een gesprek van 25 maart 2016 geadviseerd dat werkneemster kan starten met een wekelijks koffiemoment en na drie weken een start kan maken met aangepast werk. Werkneemster heeft vervolgens laten weten dat een wekelijks koffiemoment op dat moment onmogelijk voor haar is. Het afgesproken koffiemoment heeft niet plaatsgevonden. Werkneemster is ook op een volgende afspraak van 7 april 2016 niet verschenen, waarop werkgeefster de salarisbetaling heeft gestaakt. Op 27 juni 2016 heeft het UWV op verzoek van werkneemster een deskundigenoordeel afgegeven, waarin staat dat werkneemster in staat was te starten met de re-integratie zoals de bedrijfsarts had geadviseerd en dat de inspanningen van werkneemster onvoldoende zijn. Werkgeefster verzoekt de arbeidsovereenkomst met werkneemster te ontbinden, vanwege verwijtbaar handelen van werkneemster (e-grond), in verband met het zonder deugdelijke grond door werkneemster niet nakomen van haar re-integratieverplichtingen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. In geval van een verzoek op voornoemde grondslag moet de werkgever op grond van artikel 7:671b lid 5 BW de werknemer schriftelijk hebben aangemaand of een loonstop hebben ingesteld en een verklaring van een deskundige als bedoeld in artikel 7:629a BW overleggen. Dat heeft werkgeefster gedaan. Op grond van artikel 7:660a BW is werkneemster gehouden om mee te werken aan haar re-integratie. Gelet op het rapport van de bedrijfsarts van 25 maart 2016 werd werkneemster in staat geacht om vanaf die datum te starten met een wekelijks koffiemoment en drie weken nadien met aangepast werk. Werkgeefster heeft werkneemster herhaaldelijk verzocht om voor het koffiemoment op kantoor te komen. Werkneemster heeft daaraan geen gehoor gegeven, ook niet nadat werkgeefster tot een loonstop was overgegaan. In het deskundigenoordeel heeft het UWV geoordeeld dat werkneemster in staat was te starten met de re-integratie zoals de bedrijfsarts had geadviseerd en dat de inspanningen van werkneemster onvoldoende waren. De kantonrechter ziet geen aanleiding om het rapport van de bedrijfsarts en het deskundigenoordeel niet te volgen. Het voorgaande betekent dat werkneemster de op haar krachtens artikel 7:660a BW rustende verplichtingen, heeft geschonden. Er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die maken dat geoordeeld kan worden dat werkneemster haar handelen c.q. nalaten niet kan worden verweten. Volgt ontbinding van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2016.