Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Stichting Livio
Rechtbank Overijssel (Locatie Enschede), 26 september 2016
ECLI:NL:RBOVE:2016:3729

werkneemster/Stichting Livio

Arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig geëindigd door het sluiten van de (leer-)arbeidsovereenkomst. Geen sprake van instemming met einde arbeidsovereenkomst. (Leer-)arbeidsovereenkomst niet tot stand gekomen; geen (onvoorwaardelijke) aanvaarding werkneemster.

Werkneemster is op 16 januari 2003 in dienst getreden bij de (rechtsvoorgangster van de) Stichting Livio (hierna: de Stichting). Werkneemster bekleedde de functie van Verzorgende 3-IG. Bij besluit van 5 oktober 1999 (Stb. 1999/463) zijn regels gesteld met betrekking tot de opleiding tot en de deskundigheid van de verzorgende individuele gezondheidszorg (Besluit Verzorgende in de individuele gezondheidszorg). Op 16 april 2015 heeft een personeelsbijeenkomst plaatsgevonden waarbij de medewerkers te horen kregen dat zij, indien zij hun baan bij de Stichting wensten te behouden, de opleiding tot Verzorgende 3-IG zouden moeten volgen en in dat kader een nieuwe (leer-)arbeidsovereenkomst voor de duur van de opleiding dienden te ondertekenen. Werkneemster heeft vervolgens te kennen gegeven dat zij de opleiding tot Verzorgende 3-IG wilde volgen. Werkneemster heeft de aangeboden (leer-)arbeidsovereenkomst onder protest getekend met daarbij de navolgende handgeschreven mededeling: ‘onder protest, zie begeleidend schrijven: akkoord met opleiding maar niet met de leer-arbeidsovereenkomst!’. Werkneemster is tussentijds met de opleiding gestopt. De Stichting heeft bij brief van 24 mei 2016 werkneemster bevestigd dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege per 31 mei 2016 eindigt. Werkneemster verzoekt onder meer een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst niet op 31 mei 2016 van rechtswege is geëindigd.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Anders dan door de Stichting is gesteld en is beoogd is de arbeidsovereenkomst die werkneemster op 16 januari 2003 voor onbepaalde tijd met de Stichting heeft gesloten niet rechtsgeldig geëindigd door het sluiten van de (leer-)arbeidsovereenkomst. Werkneemster heeft zowel op de (leer-)arbeidsovereenkomst als in het begeleidend schrijven van 14 mei 2015 nadrukkelijk te kennen gegeven dat zij niet met het eindigen van haar arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, door het sluiten van de (leer-)arbeidsovereenkomst, instemde. Zij wilde wel de opleiding volgen. De Stichting heeft daarop niet meer gereageerd. Derhalve is van instemming met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd nimmer sprake geweest, laat staan dat sprake is geweest van een, door de rechtspraak verlangde, ondubbelzinnige verklaring van werkneemster dat zij met de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd instemde. Evenmin is, gelet op de opmerking onder de (leer-)arbeidsovereenkomst en gelet op het daarin genoemd begeleidend schrijven, de (leer-)arbeidsovereenkomst tot stand gekomen. Van (onvoorwaardelijke) aanvaarding aan de zijde van werkneemster is geen sprake geweest. Het enkele feit dat zij met de opleiding is gestart maakt zulks in dit geval niet anders. Gelet op het niet voor enig misverstand vatbare bezwaar van werkneemster tegen de nieuwe overeenkomst en het begeleidend schrijven lag het op de weg van de Stichting nader in overleg met werkneemster te treden. Dit geldt temeer nu goed werkgeverschap met zich bracht dat de Stichting, die werkneemster ten onrechte in de functie van verzorgende 3-IG had benoemd, daarin jarenlang heeft laten functioneren en dienovereenkomstig heeft uitbetaald, werkneemster in de gelegenheid zou stellen de benodigde opleiding te volgen, met behoud van de arbeidsovereenkomst die zij al jaren had. Het getuigt niet van goed werkgeverschap om in zo’n situatie waarin een werknemer feitelijk niets te kiezen overblijft, ‘de bal’ bij werkneemster te leggen, in die zin dat zij op dat moment (meer) juridische stappen had moeten ondernemen teneinde voortzetting van haar arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd veilig te stellen en ook in de gelegenheid te worden gesteld de opleiding te volgen. Dat betekent dat het ervoor gehouden dient te worden dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen de Stichting en werkneemster niet rechtsgeldig is geëindigd door het in vervulling gaan van de in de (leer-)arbeidsovereenkomst genoemde voorwaarde, noch daargelaten de vraag of die voorwaarde rechtsgeldig is. De verklaring voor recht zal worden gegeven. De Stichting zal ook worden veroordeeld tot doorbetaling van het loon. De vordering tot wedertewerkstelling wordt afgewezen. Vast staat dat werkneemster niet beschikt over de diploma’s die zij nodig heeft om bij de Stichting als Verzorgende 3-IG aan het werk te gaan, terwijl de functie van Verzorgende geheel is komen te vervallen en de (meeste) arbeidsovereenkomsten van Verzorgenden inmiddels middels opzegging na daartoe door het UWV gegeven toestemming zijn geëindigd.