Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 14 juni 2016
ECLI:NL:RBNHO:2016:8196
werkneemster/werkgever
Werkneemster is op 7 april 2008 in dienst getreden. De laatste functie die zij vervulde, is die van medewerker schadeafhandeling, schadebehandelaar. Na verkregen toestemming van het UWV, is de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen opgezegd. Werkneemster verzoekt primair herstel van de arbeidsovereenkomst (art. 7:682 lid 1 onderdeel a BW). Werkgever baseert het verzoek op organisatorische en technologische veranderingen, op basis waarvan de werkzaamheden van werkneemster zouden zijn gereduceerd. De onderbouwing die werkgever daarvoor geeft ziet niet op de afdeling schade, waar werkneemster werkzaam is. Daarnaast betwist werkneemster dat haar werkzaamheden structureel zijn afgenomen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. In beginsel staat het een werkgever vrij om zijn onderneming zo in te richten dat het voortbestaan ook op langere termijn verzekerd is. Bij toetsing van die beslissing past een zekere mate van terughoudendheid. Werkgever heeft zich tegenover het UWV daarover moeten verantwoorden. Werkneemster heeft in die procedure echter geen verweer gevoerd. Waardoor dat is veroorzaakt, door toedoen van de gemachtigde van werkneemster of miscommunicatie met het UWV, is op dit moment niet meer van belang. Feit is dat het UWV alleen het verhaal van werkgever heeft kunnen beoordelen. Hoewel werkgever zich daartegen verzet en van oordeel is dat de kantonrechter de beslissing van het UWV heeft te accepteren, is het wettelijk systeem aldus ingericht dat de kantonrechter de beoordeling opnieuw uitvoert. Waarbij nu, anders dan in de procedure bij het UWV, de verweren van werkneemster worden meegewogen. Werkgever stelt dat de arbeidsplaats van werkneemster vervalt als gevolg van bedrijfseconomische redenen. Die redenen zijn er aldus werkgever in gelegen dat hij simpelweg geen werk meer heeft voor werkneemster, hetgeen veroorzaakt wordt door tal van omstandigheden. Een van die omstandigheden is, naar stelling van werkgever tijdens de mondelinge behandeling voor een klein deel, automatisering. In de stukken is onjuist weergegeven dat het nieuwe softwarepakket in december 2016 wordt doorgevoerd, dit zou 2015 moeten zijn. Echter ook indien dat zo zou zijn, hetgeen overigens niet is onderbouwd, volgt uit het enkele feit dat er een nieuw softwaresysteem is niet dat de werkzaamheden van werkneemster daardoor verminderen. Het had op de weg van werkgever gelegen om inzichtelijk te maken welke wijzigingen met dat nieuwe systeem zijn of worden doorgevoerd en wat dat voor de functie van werkneemster tot gevolg heeft. Verder stelt werkgever dat complexe schades door de volmachtgevers zelf worden behandeld. Door werkneemster is evenwel onbetwist gesteld dat dit altijd zo geweest is. Resteren de bedrijfseconomische redenen, bestaande uit een terugloop aan schades en verkoop van polissen. Werkneemster voert terecht aan dat ook dit onderdeel niet voldoende is onderbouwd. Werkgever heeft geen stukken in het geding gebracht waaruit bedrijfsresultaten blijken. Werkgever heeft geen gecontroleerde of te controleren bedrijfsgegevens laten zien. Conclusie is dat geen sprake is van een redelijke grond voor opzegging. De opzegging is aldus in strijd met artikel 7:669 lid 3 onderdeel a BW. Het verzoek van werkneemster de arbeidsovereenkomst te herstellen wordt toegewezen.
Nu de werkgever de arbeidsovereenkomst moet herstellen met ingang van de datum waartegen eerder is opgezegd, is er geen aanleiding om voorzieningen te treffen omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat er gelet op de wetsgeschiedenis van moet worden uitgegaan dat na herstel met terugwerkende kracht tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigde, sprake is van een ononderbroken, doorlopende arbeidsovereenkomst (zie Kamerstukken I 2013/14, 33818, E, p. 17). Door werkneemster zijn overigens ook geen omstandigheden gesteld die maken dat er aanvullende voorzieningen getroffen dienen te worden.