Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 18 mei 2016
ECLI:NL:RBNHO:2016:9049
werknemer/G4S Aviation Security B.V.
Werknemer is op 9 juli 2001 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van G4S. De laatste functie die hij vervulde, is die van Teamlid (Vis B). Op 4 januari 2016 is werknemer door G4S op staande voet ontslagen, samengevat omdat hij tijdens zijn gehele dienst op 3 januari 2016 bagage heeft meegegeven zonder deze te controleren. Werknemer betwist dat sprake is van een dringende reden en verzoekt vernietiging van de opzegging.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werknemer heeft onvoldoende betwist dat hij van de bij G4S geldende werkprotocollen op de hoogte was en heeft onderschreven dat het belang van G4S bij het naleven van de door haar gestelde regels evident is, mede gelet op de gevolgen die het niet naleven van die regels op de luchthaven Schiphol kunnen hebben. Onder omstandigheden kan het in strijd handelen met deze (interne) regel dan ook volgens de wet een dringende reden voor ontslag opleveren. Daaraan doet niet af dat in de cao deze handelwijze niet wordt genoemd. Uit de ter zitting door AAS getoonde beelden volgt dat werknemer in de tijdsperiode van 11.00 uur tot 11.15 uur op 3 januari 2016 meerdere koffers die door de X-Ray kijker als bedreiging waren aangemerkt, niet heeft geopend. Werknemer heeft hierover verklaard dat hij op het beeld van de RWS het beeld van de X-Ray-kijker zag en op basis van zijn jarenlange ervaring oordeelde dat het openmaken van de koffers niet nodig was. Volgens werknemer hoefde hij niet alle koffers die als bedreiging waren aangemerkt door de X-Ray-kijker te openen. G4S heeft daartegenover gesteld dat uit de werknemer bekende werkprotocollen volgt dat alle koffers die worden aangemerkt als een bedreiging door de visiteur opengemaakt en gecontroleerd moeten worden. Niet plausibel acht de kantonrechter dat visiteurs zelf uitmaken dat speciaal door een collega achter de X-Ray als onveilig geselecteerde bagage niet extra hoeft te worden gecontroleerd. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van de stelling van G4S. Hoewel slechts een gedeelte van het door G4S als dringende reden meegedeelde feitencomplex is komen vast te staan, namelijk hetgeen is voorgevallen tussen 11.00 uur en 11.15 uur en niet de gehele dienst, is het ontslag op staande voet toch geldig. Het gedeelte van de feiten dat vaststaat kan op zichzelf worden beschouwd als een dringende reden. Daarbij is van belang dat het voor werknemer in het licht van de omstandigheden van het geval onmiddellijk duidelijk was dat G4S hem ook zou hebben ontslagen indien zij, anders dan G4S blijkens de ontslagaanzegging meende, daarvoor niet meer grond zou hebben gehad dan in rechte is komen vast te staan, of dat daarover bij werknemer, gelet op de omstandigheden van het geval, in redelijkheid geen twijfel kan hebben bestaan. Het verzoek om vernietiging van het ontslag op staande voet wordt afgewezen.
Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, leveren de feiten en omstandigheden die de dringende reden vormen in dit geval ook een dergelijke ernstige verwijtbaarheid op. Dat betekent dat in beginsel de transitievergoeding niet is verschuldigd. De kantonrechter ziet echter wel reden om de transitievergoeding aan werknemer toe te kennen met toepassing van artikel 7:673 lid 8 BW, zoals ook door werknemer is verzocht. Volgens dit artikel kan de kantonrechter de transitievergoeding in afwijking van artikel 7:673 lid 7 onderdeel c BW toekennen, indien het niet toekennen ervan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Voorop staat dat G4S zich tegen de toepassing van deze regel niet heeft verzet. Werknemer is thans 55 jaar oud. Hij was reeds 15 jaar in dienst bij G4S en hij had een goede staat van dienst. Tot aan 3 januari 2016 heeft hij goed gefunctioneerd. G4S wordt veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding van € 28.346,59 bruto.