Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 31 oktober 2016
ECLI:NL:RBOVE:2016:5283

werknemer/werkgever

Het met opzet onregelmatig opzeggen van de arbeidsovereenkomst levert geen misbruik van recht op. Geen transitievergoeding dan wel schadevergoeding vanwege schending van artikel 7:611 BW verschuldigd. De regeling van artikel 7:672 lid 10 BW is de enige toegelaten sanctie.

Werknemer is in 2000 in dienst getreden bij werkgever. Laatstelijk werkte hij in de functie van zelfstandig werkend instellingskok. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg, Kraam- en Jeugdgezondheidszorg 2014-2016 (hierna: CAO VVT) van toepassing. In verband met een reorganisatie bij werkgever is de arbeidsplaats van werknemer komen te vervallen. Op de reorganisatie is een sociaal plan van toepassing. In het sociaal plan is een uitbreiding op de wachtgeldregeling in de CAO VVT opgenomen. Werkgever heeft bij brief van 11 mei 2016, met toestemming van het UWV, de arbeidsovereenkomst met werknemer opgezegd tegen 1 juni 2016. De brief vermeldt onder meer dat werkgever zich realiseert dat onregelmatig wordt opgezegd, aangezien de geldende opzegtermijn niet in acht wordt genomen, maar dat werkgever een vergoeding zal voldoen ter hoogte van het loon over de periode 1 juni 2016 tot 1 augustus 2016. Werkgever kiest, aldus de brief, voor deze onregelmatige opzegging, omdat vanaf 1 juli 2016 onduidelijk wordt op welke vergoedingen werknemer aanspraak heeft. Werknemer verzoekt de kantonrechter werkgever te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding, dan wel een schadevergoeding wegens schending van artikel 7:611 BW.

De kantonrechter oordeelt als volgt. In dit geschil ligt de vraag voor of werknemer recht heeft op betaling van een transitievergoeding. In het Besluit overgangsrecht transitievergoeding (hierna: het besluit) wordt onderscheid gemaakt tussen collectieve afspraken tussen werkgevers of verenigingen van werkgevers en verenigingen van werknemers over vergoedingen of voorzieningen in een cao of sociaal plan (art. 2) en overige afspraken over vergoedingen of voorzieningen (art. 3). De CAO VVT valt onder de eerstbedoelde groep van afspraken. Nu de arbeidsovereenkomst door opzegging is geƫindigd op 1 juni 2016 geldt dat werknemer op grond van artikel XXII lid 7 WWZ jo. artikel 2 lid 1 van het besluit en de voorziening in de CAO VVT in beginsel geen recht heeft op de transitievergoeding. Werknemer heeft echter aangevoerd dat hij toch recht heeft op de transitievergoeding, omdat werkgever bewust onregelmatig heeft opgezegd. Er is echter geen mogelijkheid om een opzegging op grond van de onregelmatigheid ervan te vernietigen of op die grond een billijke vergoeding toe te kennen. De regeling van artikel 7:672 lid 10 BW is de enige toegelaten sanctie.

Vervolgens rijst de vraag of sprake is van misbruik van recht en of werkgever uit dien hoofde de transitievergoeding aan werknemer verschuldigd is. De enkele omstandigheid dat bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst de opzegtermijn niet in acht is genomen, levert niet per definitie misbruik van recht op. De redenen van werkgever om tot onregelmatige opzegging over te gaan ten opzichte van het geschade belang van werknemer doordat hij de transitievergoeding is misgelopen, leiden niet tot een dermate onevenredigheid tussen de wederzijdse belangen dat daardoor van misbruik sprake is. Werknemer is voor de gevolgen van zijn ontslag gecompenseerd door de regelingen uit de CAO VVT in combinatie met het sociaal plan. Dat die vergoeding lager is dan de transitievergoeding levert geen misbruik van recht op. Ook op die grond bestaat dus geen recht op de transitievergoeding. Ook bestaat geen schadeplichtigheid op grond van artikel 7:611 BW, omdat de schade al is vergoed door middel van de gefixeerde schadevergoeding van artikel 7:672 lid 10 BW. Volgt afwijzing van de verzoeken van werknemer.