Naar boven ↑

Rechtspraak

Hardij trading B.V./werkneemster
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 23 november 2016
ECLI:NL:RBLIM:2016:10089

Hardij trading B.V./werkneemster

Werkneemster erkent terecht op staande voet te zijn ontslagen en is (gefixeerde) schadevergoeding verschuldigd. Kantonrechter niet bevoegd betalingsregeling dwingend op te leggen.

Werkneemster is op 1 december 2005 krachtens arbeidsovereenkomst bij Hardij in dienst getreden als verkoopster. Werkneemster is op 19 juli 2016 op staande voet ontslagen. Als dringende reden is het verduisteren/ontvreemden van geld en goederen aangevoerd. Onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 7:677 lid 2 en 3 BW maakt Hardij aanspraak op een gefixeerde schadevergoeding ter hoogte van € 1.562,06 bruto.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkneemster heeft gesteld dat zij terecht op staande voet is ontslagen en dat zij akkoord gaat met betaling van het door Hardij verzochte bedrag. Verder vraagt zij om een betalingsregeling. Gelet op de erkenning van werkneemster, staat vast dat zij aan Hardij een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, waardoor zij een vergoeding aan Hardij verschuldigd is. Nu werkneemster de omvang van deze vergoeding niet heeft betwist en de kantonrechter vaststelt dat deze vergoeding is berekend met inachtneming van het bepaalde in artikel 7:677 lid 3 onderdeel a BW is de door Hardij verzochte vergoeding van € 1.562,06 bruto toewijsbaar. De kantonrechter merkt ten slotte nog op dat hij niet de bevoegdheid heeft om een betalingsregeling dwingend op te leggen aan een schuldeiseres (zoals Hardij) die een opeisbare vordering heeft. Werkneemster dient zich daarvoor tot de gemachtigde van Hardij te wenden.