Rechtspraak
werkgeefster/X c.s.
Werknemers X en Y zijn per 1 februari 2007 in dienst getreden bij werkgeefster. Na concludering van werkgeefster dat X en Y bij transacties van werkgeefster met derden, van die derden mede betalingen ten behoeve van zichzelf bedongen, heeft werkgeefster beide werknemers op staande voet ontslagen. Partijen hebben ter zitting van de kantonrechter van 25 februari 2016 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij onder meer is overeengekomen dat het ontslag op staande voet wordt ingetrokken en dat de arbeidsovereenkomst van zowel X als van Y zal worden ontbonden per 1 april 2016 wegens een verstoorde arbeidsverhouding. Werkgeefster is op 2 februari 2016 een dagvaardingsprocedure gestart waarin zij een verklaring voor recht heeft gevorderd dat X en Y onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld en daarmee aansprakelijk zijn voor de door haar geleden schade. Werkgeefster vordert thans – samengevat – hoofdelijke veroordeling van X en Y tot betaling van een voorschot op schadevergoeding van € 55.307,06, alsmede een veroordeling van X tot betaling van een voorschot op schadevergoeding van € 28.150,72, vermeerderd met rente en kosten.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat werkgeefster onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Hoewel niet ter discussie staat tussen partijen dat de financiële positie van werkgeefster slecht is, betekent dat niet dat werkgeefster reeds nu (met spoed) moet kunnen beschikken over de door haar verlangde voorschotbedragen. Het had op de weg van werkgeefster gelegen om haar standpunt dat het haar ontbreekt aan de benodigde liquiditeit, nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door het overleggen van een adequate accountsverklaring. Dat heeft zij nagelaten. Van werkgeefster kan worden gevergd dat zij de uitkomst van de bodemprocedure(s) afwacht. Daarbij komt dat het onvoldoende aannemelijk is geworden dat X en Y (in de schadestaatprocedure) zullen worden veroordeeld tot vergoeding van de door werkgeefster gestelde geleden schade. In het vonnis van 12 oktober 2016 heeft de rechtbank weliswaar voor recht verklaard dat zowel X als Y jegens werkgeefster onrechtmatig heeft gehandeld en dat ieder voor zich aansprakelijk is voor de door haar geleden schade, maar daarmee staat nog niet vast dat werkgeefster (ten gevolge daarvan) daadwerkelijk schade heeft geleden. Evenmin staat daarmee vast wat de hoogte van de beweerde schade is. Volgt afwijzing van de vorderingen.