Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 6 maart 2017
ECLI:NL:RBLIM:2017:2068
werkneemster/Care Dienstengroep B.V.
Feiten
Werkneemster is met ingang van 4 november 2013 in dienst getreden bij Care Dienstengroep B.V. (hierna: Care) in de functie van schoonmaakster. Op de arbeidsovereenkomst is de cao in het schoonmaak- en glazenwassersbedrijf (hierna: de cao) van toepassing verklaard. Werkneemster is sinds 30 november 2015 (tot op heden) arbeidsongeschikt. Voordat zij arbeidsongeschikt werd, verrichtte zij haar werkzaamheden (uitsluitend) op het project JFC (Allied Force Command Headquarters) te Brunssum. Met ingang van 1 januari 2017 is na een aanbestedingstraject het project JFC overgenomen door Hectas Facility Services (hierna: Hectas). De arbeidsovereenkomsten met de 31 werknemers die voorheen namens Care op het project werkzaam waren, zijn voortgezet door Hectas, met uitzondering van de arbeidsovereenkomst met werkneemster. Werkneemster vordert Care thans onder meer te veroordelen werkneemster toe te laten tot aangepaste werkzaamheden. Care stelt zich op het standpunt dat sprake is van overgang van onderneming, zodat de rechten en plichten die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst met werkneemster van rechtswege zijn overgegaan op Hectas.
Oordeel
Anders dan uit de formulering van artikel 7:663 BW, gelezen in samenhang met artikel 7:662 BW, zou kunnen worden afgeleid, is voor een overgang van onderneming niet vereist dat de verkrijger en vervreemder een daartoe strekkende overeenkomst gesloten hebben. Het volstaat dat de overgang plaatsvindt in het kader van contractuele betrekkingen. Daarvan is hier sprake. Het project JFC is op basis van een contract tussen JFC en Hectas aan Hectas gegund. Voorts is het contract tussen Care en JFC geëindigd op 31 december 2016. De kantonrechter is voorts van oordeel dat in een bodemprocedure naar alle waarschijnlijkheid zal worden geoordeeld dat er sprake is van overgang van onderneming in de zin van artikel 7:663 BW. Het begrip ‘onderneming’ dient immers zeer ruim uitgelegd te worden. Van overgang van onderneming kan blijkens vaste jurisprudentie ook sprake zijn in een geval waarin niet een gehele onderneming maar slechts een gedeelte, althans een gedeelte van de ondernemingsactiviteiten wordt overgedragen. In deze zaak is sprake van overdracht van ondernemingsactiviteiten. Beslissend is dan of de groep werknemers die deze activiteiten verrichten een economische entiteit vormen. In deze zaak heeft het daar alle schijn van. Vast staat immers dat alle werknemers die werkzaam waren op het project JFC (met uitzondering van werkneemster) zijn overgegaan naar Hectas. Voorts staat vast dat alle werknemers die op dat project voorheen via Care werkten een veiligheidsscreening hebben ondergaan en dat die screening noodzakelijk was om te worden toegelaten tot de beveiligde gebouwen van het project. De kosten van de screening bedragen € 1038 per werknemer. Werkneemster heeft voorts betoogd dat er ten tijde van de overname geen band meer bestond tussen haar en het project JFC. De kantonrechter verwerpt dit verweer. Werkneemster werkte direct voorafgaand aan haar arbeidsongeschiktheid uitsluitend op dit project. Vervolgens heeft zij uitsluitend op dit project re-integratiewerkzaamheden verricht. De band tussen werkneemster en het project bestond derhalve ten tijde van de overgang nog steeds. Op grond van voorgaande overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat in een bodemprocedure naar alle waarschijnlijkheid zal worden geoordeeld dat er sprake is van overgang van onderneming in de zin van artikel 7:663 BW. De uit de arbeidsovereenkomst met Care voortvloeiende rechten en verplichtingen zijn dan met ingang van 1 januari 2017 overgegaan op Hectas. Volgt afwijzing van de vordering van werkneemster.