Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgever/werkneemster
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 12 oktober 2016
ECLI:NL:RBNHO:2016:11032

werkgever/werkneemster

Toewijzing ontbindingsverzoek. Werkneemster die in het kader van re-integratie passende werkzaamheden niet verricht handelt verwijtbaar (e-grond). Geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen, zodat transitievergoeding verschuldigd is.

Feiten

Werkneemster is op 30 augustus 2010 in dienst getreden bij werkgever. Werkneemster vervulde laatstelijk de functie van interieurverzorger. Halverwege 2015 heeft werkneemster zich ziek gemeld. In januari 2016 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat werkneemster passende werkzaamheden kan verrichten. Werkneemster heeft vervolgens drie dagen gewerkt en daarna aangegeven dat zij in het geheel niet meer kon werken. Het UWV heeft op 2 juni 2016 aan werkgever bericht dat werkneemster onvoldoende meewerkt aan haar re-integratie. Het UWV heeft daarna een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld, die geldt vanaf 1 augustus 2016. In deze FML is onder andere opgenomen dat werkneemster ’s avonds, tussen 18:00 uur en 24:00 uur, niet kan werken. Werkgever verzoekt de arbeidsovereenkomst met werkneemster te ontbinden vanwege verwijtbaar handelen van werkneemster. Werkneemster verzoekt, ingeval het verzoek van werkgever wordt toegewezen, om toekenning van de transitievergoeding.

Oordeel

Verwijtbaar handelen

De door werkgever naar voren gebrachte feiten en omstandigheden leveren een redelijke grond voor ontbinding op, als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW. Daartoe wordt het volgende overwogen. Uit de overgelegde stukken en de verklaringen van partijen komt naar voren dat werkneemster tot aan de FML van 1 augustus 2016 meermalen geschikt is geacht voor het verrichten van aangepaste werkzaamheden. Werkneemster heeft deze aangepaste werkzaamheden slechts drie dagen in januari 2016 verricht. Pas in mei 2016 heeft zij aangegeven dat zij niet in de avond kan werken. Dit standpunt werd bij het afgeven van de FML pas door het UWV ondersteund. Los daarvan is zij nog altijd geschikt geacht om de aangepaste werkzaamheden te verrichten tussen 17:00 uur en 18:00 uur. Werkgever heeft gesteld dat werkneemster slechts lichte werkzaamheden hoefde te verrichten, waar ongeveer 30 minuten tijd voor stond, en dat werkneemster haar hele dienst van 2,5 uur aan deze werkzaamheden mocht besteden. Werkneemster heeft dit niet weersproken en heeft geen verklaring gegeven waarom zij deze werkzaamheden niet tussen 17:00 uur en 18:00 uur kon verrichten. In de onderhavige zaak is daarmee sprake van verwijtbaar handelen van werkneemster. De kantonrechter ziet geen reden om te oordelen dat herplaatsing als bedoeld in artikel 7:669 lid 1 BW van werkneemster binnen een redelijke termijn in de rede ligt. Volgt toewijzing van het ontbindingsverzoek.

Transitievergoeding

Hoewel er sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten, is de kantonrechter van oordeel dat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. Gelet op artikel 7:673 lid 2 BW heeft werkneemster daarom aanspraak op een transitievergoeding van € 1205,76. Werkgever wordt veroordeeld tot betaling daarvan.