Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Stichting Restauratie Atelier Limburg
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 4 april 2017
ECLI:NL:RBLIM:2017:3054

werkneemster/Stichting Restauratie Atelier Limburg

Hoofd personeelszaken/financiën die bewust verzwijgt dat haar zoon reeds jaren loon ontvangt van werkgever, terwijl hij geen werkzaamheden heeft verricht, is terecht op staande voet ontslagen. Werkneemster is aansprakelijk voor schade werkgever ad € 108.965,02 op grond van artikel 7:661 BW.

Feiten

Werkneemster is op 1 januari 1992 in dienst getreden van de Stichting Restauratie Atelier Limburg (hierna: SRAL). Laatstelijk was zij werkzaam in de functie van hoofd personeelszaken en financiën. In die hoedanigheid was zij lid van het managementteam van SRAL. De zoon van werkneemster (hierna: de heer X) is in 2010 ook in dienst getreden van SRAL. In 2013 is de heer X weer uit dienst getreden. Tot en met 2016 is door SRAL aan de heer X loon betaald. Op 20 december 2016 is werkneemster op staande voet ontslagen. Als dringende reden voert SRAL aan dat werkneemster zonder medeweten van het bestuur van SRAL de heer X vanaf in ieder geval 2015 op de loonlijst van SRAL heeft laten staan, terwijl de heer X geen arbeidsprestatie verrichtte. Hierdoor heeft zij op oneigenlijke wijze gelden onttrokken aan SRAL, aldus SRAL. Werkneemster verzoekt vernietiging van het ontslag op staande voet. SRAL verzoekt om veroordeling van werkneemster tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:677 BW, alsmede een schadevergoeding op grond van artikel 7:661 BW.

Oordeel

Ontslag op staande voet

Vast is komen te staan dat werkneemster bewust tegenover SRAL heeft verzwegen dat de heer X (ook) in 2015 en 2016 op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst was van SRAL en gedurende die periode loon heeft ontvangen terwijl hij in die periode geen werkzaamheden voor SRAL heeft verricht. De kantonrechter is met SRAL van oordeel dat dit een dringende reden is om de arbeidsovereenkomst met werkneemster onverwijld op te zeggen, zoals SRAL gedaan heeft. Hieruit volgt dat het verzoek tot vernietiging van de opzegging zal worden afgewezen.

Door werkgever verzochte vergoedingen

Ingevolge artikel 7:677 lid 2 en lid 3 BW is werkneemster aan SRAL een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. De gefixeerde schadevergoeding zal derhalve, tot een bedrag van € 26.639,07, worden toegewezen. Ten aanzien van de door SRAL gevorderde schadevergoeding op grond van artikel 7:661 BW wordt als volgt overwogen. Werkneemster heeft door eerdergenoemd opzettelijk handelen schade veroorzaakt aan SRAL. Zij is derhalve op grond van artikel 7:661 BW gehouden tot vergoeding van die schade, waaronder de schade ten aanzien van loonkosten, reiskosten, kasopnames en onderzoekskosten. Werkneemster wordt veroordeeld tot betaling aan SRAL van een bedrag ter hoogte van € 108.965,02 aan schadevergoeding.