Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 14 april 2017
ECLI:NL:RBOVE:2017:1682
Werkvoorzieningschap Reestmond/werknemer
Feiten
Werknemer is op 30 november 2005 in dienst getreden bij Reestmond. Laatstelijk is hij werkzaam in de functie Productiemedewerker A, voor 18 uur per week. Werknemer is sedert 2004 geïndiceerd voor de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Reestmond verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst, primair op grond van artikel 7:669 lid 3 onderdeel e (verwijtbaar handelen), subsidiair onderdeel d (ongeschiktheid/disfunctioneren), meer subsidiair onderdeel g (verstoorde arbeidsverhouding) en meest subsidiair onderdeel h (restgrond) BW. Aan dit verzoek legt Reestmond ten grondslag dat werknemer zich bij herhaling agressief, intimiderend dan wel anderszins ongepast heeft gedragen richting leidinggevenden en collega’s en dit zowel intern als extern. Reestmond is zich bewust van de beperkingen van werknemer en heeft zich in de afgelopen jaren, ondanks de zich herhalende incidenten, telkens ingezet om een passende werkplek voor hem te vinden. Volgens Reestmond heeft werknemer zich op 14 december 2016 zodanig ernstig misdragen (agressief gedrag en bedreigen consulent personeelszaken), dat zij het dienstverband niet langer wil en kan voortzetten. Het verweer van werknemer strekt primair tot afwijzing van het verzoek.
Oordeel
Het dienstverband wordt gekenmerkt door gebeurtenissen op de werkvloer die op een zeker moment bij werknemer dermate veel spanning en boosheid oproepen, dat de situatie escaleert. Reestmond heeft zich meer dan gemiddeld ingespannen om rekening houdend met de beperkingen van werknemer telkens weer een passende werkplek voor hem te zoeken en te vinden. Desondanks zijn de plaatsingen van werknemer voortijdig gestrand. Telkens heeft dat stranden te maken met het onvermogen van werknemer om om te gaan met aanwijzingen of kritiek van leidinggevenden ten aanzien van de uitvoering van zijn werkzaamheden of ten aanzien van zijn gedrag. Hiervan kan aan Reestmond geen verwijt worden gemaakt. Bij de thans ontstane situatie past slechts de conclusie dat de gedragsproblematiek van werknemer kennelijk zodanig gecompliceerd is dat – de inspanningen van Reestmond ten spijt – het vinden van een duurzame passende werkplek niet mogelijk is gebleken. De kantonrechter zal deze ontbinding niet uitspreken op basis van de e-grond, aangezien de escalaties op de verschillende werkplekken zijn voortgekomen uit onmacht van werknemer om met de omstandigheden om te gaan. In de aangevoerde feiten en omstandigheden vindt de kantonrechter geen aanknopingspunt om ervan uit te gaan dat er sprake is van moedwillig handelen van werknemer. Er lijkt veeleer sprake van te zijn dat zijn uitbarstingen hem overkomen. Er is derhalve in onvoldoende mate sprake van omstandigheden die kwalificeren als verwijtbaar handelen. Evenmin kan de ontbinding volgen op basis van de d-grond. Er is immers gesteld noch gebleken dat werknemer de werkzaamheden op zich niet goed uitvoerde. Naar het oordeel van de kantonrechter valt deze situatie te kwalificeren als een ernstig verstoorde arbeidsverhouding. Zeker na het laatste heftige incident in december 2016, waarbij het Reestmond ook niet meer is gelukt om over het gebeurde met werknemer in gesprek te komen, is de conclusie gerechtvaardigd dat er sprake is van een zodanige verstoring van de verstandhouding dat van Reestmond als bijzondere werkgever niet langer gevergd kan worden om het dienstverband voort te zetten. Daarbij speelt mee dat Reestmond tegenover haar overige medewerkers gehouden is om een veilige werkplek te bieden. De ongecontroleerde uitbarstingen van werknemer brengen die veiligheid in gevaar. De arbeidsovereenkomst wordt met ingang van 1 juni 2017 ontbonden. Nu geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door Reestmond, is er geen aanleiding om werknemer een billijke vergoeding toe te kennen.