Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 31 maart 2017
ECLI:NL:RBOVE:2017:1708
Vereniging voor Protestants Christelijk Onderwijs Hasselt/werkneemster
Feiten
Werkneemster is sinds 1996 bij VPCO in dienst als groepsleerkracht. VPCO is een vereniging die primair onderwijs aanbiedt op vier verschillende schoollocaties in (de omgeving van) Hasselt. Algemeen bovenschools directeur van de vier scholen is de heer A. Werkneemster is tot op heden voornamelijk werkzaam geweest in de onderbouw van de CBS Prins Willem Alexander (hierna: de school). Met een bezoek aan de school heeft de schoolinspecteur op 19 november 2015 de uitslag van het rapport van de inspectie aan de leerkrachten van de school meegedeeld. In verband daarmee was ook de heer A die dag op de school aanwezig. Tussen werkneemster en A heeft die dag een gesprek plaatsgevonden, dat zij als intimiderend heeft ervaren. Tussen partijen is een conflictsituatie ontstaan. VPCO verzoekt ontbinding, primair wegens verwijtbaar handelen, dan wel subsidiair wegens een verstoorde arbeidsverhouding, zonder toekenning van een transitievergoeding of een billijke vergoeding. VPCO legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij het vertrouwen in een vruchtbare samenwerking met werkneemster is verloren, doordat werkneemster een groot wantrouwen ten toon spreidt richting de heer A, en zich evenmin achter diens aanpak van onderwijskundige verbeteringen in de school stelt. Volgens VPCO komt aan werkneemster geen transitievergoeding toe omdat werkneemster aanspraak heeft op een vergoeding op basis van de geldende cao.
Oordeel: verstoorde arbeidsrelatie
De feiten die aan het verzoek tot ontbinding ten grondslag zijn gelegd hebben betrekking op het gedrag en met name de houding van werkneemster richting de schoolleiding. Dat hierbij sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen van werkneemster als bedoeld in artikel 7:669 BW lid 3 onderdeel e is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende concreet gemaakt. Volgens werkneemster heeft A haar op 19 november 2015 bij de bovenarmen vastgepakt om haar tegen te houden toen zij haar leidinggevende, B, bij het gesprek wilde halen. De reactie van het bestuur op de klacht van werkneemster was dat zij geen grond zag om maatregelen te nemen, aangezien er sprake was van uiteenlopende verklaringen over het gebeurde en er overigens geen getuigen zijn geweest van het gebeurde. Dit incident en de behandeling van de klacht daarover hebben volgens VPCO doorgewerkt in de weinig coöperatieve houding van werkneemster ten aanzien van processen binnen de school om tot een verbetering van de beoordeling te komen. VPCO heeft dit laatste onderbouwd door te wijzen op de uitlatingen van werkneemster tijdens een teamoverleg op 10 maart 2016. Daarin heeft zij openlijk kritiek geuit ten aanzien van de deskundigheid en daarmee het gezag van de begeleider, die door het bestuur aan de school was toegewezen om het verbetertraject te faciliteren en te doen slagen. Tevens heeft zij afbreuk gedaan aan de positie en het gezag van haar leidinggevende B door te stellen dat hij er ook ‘niets aan kan doen’ omdat ‘hij ook maar in dienst is van’ daarmee indirect verwijzend naar het bestuur dan wel de bovenschoolse directeur. Deze uitlatingen van werkneemster zijn nadien met haar besproken op 4 april 2016. Van dit gesprek is een verslag opgemaakt, waarvan de juistheid nadien door werkneemster wordt betwist. Ook over de juistheid van het verslag vindt dan weer een gesprek plaats op 21 april 2016 tussen werkneemster en B. Gelet op deze gang van zaken en het feit dat mediation niet tot een oplossing heeft geleid, wordt de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding ontbonden. Nu werkneemster ook op de andere schoollocaties van VPCO te maken zal hebben met hetzelfde bestuur en dezelfde bovenschoolse directeur ligt herplaatsing niet in de rede.
Transitievergoeding
Werkneemster komt een transitievergoeding toe als bedoeld in artikel 7:673 BW. VPCO heeft weliswaar betoogd dat de cao primair onderwijs een regeling bevat die in mindering strekt op de transitievergoeding. Naar het oordeel van de kantonrechter is echter niet gebleken van een dergelijke gelijkwaardige regeling. De regeling die op 1 juli 2016 in de nieuwe cao PO is opgenomen betreft juist voor het bijzonder onderwijs een versoberde regeling, in verband met het recht op een transitievergoeding. Aan werkneemster wordt daarom de transitievergoeding toegekend, die in dit geval uitkomt op € 23.725,06 bruto. Er is geen aanleiding werkneemster een billijke vergoeding toe te kennen.