Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 23 december 2015
ECLI:NL:RBROT:2015:10120
ECT Delta Terminal B.V./werknemer
Feiten
Werknemer is met ingang van 1 april 1984 in dienst getreden van ECT, laatstelijk in de functie van Terminal Operator C5. ECT heeft een zogeheten ‘Nultolerantiebeleid’ en een strikt anti-alcohol- en drugsbeleid (‘ADG-beleid’) opgesteld. ECT verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst, primair wegens verwijtbaar handelen, en voert daartoe het volgende aan. Vanaf 2013/2014 is in het functioneren van werknemer een duidelijke verslechtering te zien en rezen ernstige vermoedens omtrent drugsgebruik. Er hebben zich rondom de persoon van werknemer verschillende incidenten voorgedaan, met als dieptepunt het ongeval op 4 september 2015, veroorzaakt doordat werknemer tijdens het werk in slaap is gevallen. Werknemer heeft zich in de optiek van ECT ernstig verwijtbaar gedragen door harddrugs te gebruiken zodanig dat dit zijn veiligheid en dat van anderen in gevaar heeft gebracht, door daarover lange tijd te liegen, door aangeboden hulptrajecten te weigeren/te frustreren en door zich agressief op te stellen jegens anderen. Het verweer van werknemer strekt tot afwijzing van het verzoek.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt dat sprake is van een voldragen e-grond. Anders dan werknemer heeft betoogd, lijken de aard en frequentie van zijn gebruik niet zonder meer te passen bij recreatief gebruik van cocaïne. Dit draagt bij aan de ernst van het aan werknemer te maken verwijt. Niet alleen heeft werknemer, zoveel is wel gebleken, lange tijd ten opzichte van ECT geen openheid gegeven over zijn harddrugsgebruik terwijl hij daarmee reeds in 2014 door zijn supervisors is geconfronteerd. Hij heeft bovendien een eerder verzoek om een drugstest af te leggen geweigerd en daarmee pas na het ongeval van 4 september 2015 ingestemd, waarna vervolgens bleek dat sprake was geweest van fors (doordeweeks) gebruik. Daar komt nog bij dat ECT gedurende een lange periode geduld heeft betracht en met werknemer in gesprek is gebleven, ook nadat hij het door ECT aangeboden hulptraject heeft geweigerd, niet kwam opdagen op gesprekken die gepland stonden en de situatie niet verbeterde. Verder is komen vast te staan dat werknemer in de avond van 28 oktober 2015 is aangehouden op de Maasvlakte, toen hij daar in een (onverzekerde) auto rondreed met volgens de aan ECT verstrekte informatie twee Albanezen. Hij is vervolgens drie dagen in verzekering gesteld. Over de reden daarvan heeft hij op zitting eerst aangegeven dat dat te maken had met het onverzekerd zijn van de auto. Pas na enig doorvragen moest werknemer erkennen dat hij door de politie is gehoord over zijn eventuele betrokkenheid bij drugssmokkel. Werknemer wordt ook als verdachte aangemerkt in het strafrechtelijk onderzoek naar die drugsgerelateerde feiten. Werknemer is door de jaren heen doorgegroeid naar de hoogste functie in de operatie en als voormalig lid van de ondernemingsraad nauw betrokken geweest bij het opstellen van het ADG-beleid. Hij wordt dan ook, nóg meer dan de gemiddelde werknemer, geacht zich bewust te zijn van het belang van veiligheid en gezondheid op de werkvloer. Ook de aard van de werkzaamheden (grote containerterminal in de Rotterdamse haven) en de bijzondere AEO-status van ECT, waarin zij blindelings moet kunnen vertrouwen op haar werknemers, leggen bijzonder gewicht in de schaal. Het gegeven dat werknemer zich uiteindelijk in oktober 2015 heeft aangemeld voor behandeling van zijn verslaving kan hem in het licht van alle voornoemde omstandigheden niet baten. Daarmee is hij simpelweg te laat. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 1 januari 2016. Omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen, is ECT geen transitievergoeding verschuldigd.