Naar boven ↑

Rechtspraak

Noorderbreedte B.V./werkneemster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Almere), 26 april 2017
ECLI:NL:RBMNE:2017:2287

Noorderbreedte B.V./werkneemster

Beding in arbeidsovereenkomst op grond waarvan het loon tijdens non-actiefstelling wordt doorbetaald, valt onder de overgangsregeling van artikel 7.3 lid 6 WNT.

Feiten

Werkneemster is op 1 september 2012 bij Noorderbreedte in dienst getreden. Noorderbreedte behoort tot een groep rechtspersonen met als zustervennootschappen Medisch Centrum Leeuwarden en Ziekenhuis Tjongerschans te Heerenveen. Eind november/begin december 2015 is werkneemster uit haar functie ontheven en op non-actief gesteld. Tussen partijen is een vaststellingsovereenkomst gesloten over de beëindiging van het dienstverband en de toe te kennen beëindigingsvergoeding. Tot het einde van het dienstverband wordt het loon doorbetaald. Ten tijde dat partijen in onderhandeling traden over een beëindigingsregeling, resulterend in een vaststellingsovereenkomst was het (de bestuurder van) Noorderbreedte niet bekend dat op het niveau van stichting Zorgpartners Friesland meegewerkt werd aan een onderzoek door het agentschap CIBG over de vraag of een aantal hoogst ondergeschikten in dienst bij MCL, Noorderbreedte en Tjongerschans onder het bereik van de WNT viel. CIBG heeft (voorlopig) geconcludeerd dat werkneemster is aan te merken als een topfunctionaris in de zin van de WNT. Daarop vordert Noorderbreedte de betaling van het loon en emolumenten gedurende de non-actiefstelling als onverschuldigd betaald terug. Kern van het geschil is de vraag of het in de arbeidsovereenkomst opgenomen beding, dat het loon tijdens non-actiefstelling wordt doorbetaald, valt onder de overgangsregeling van artikel 7.3 lid 6 WNT.

Oordeel

De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Volgens de parlementaire geschiedenis is de strekking van het huidige artikel 2.10 lid 3 WNT dat een werkgever en een werknemer mogen overeenkomen dat voorafgaande aan een uitdiensttreding het salaris wordt doorbetaald, terwijl daar geen werkzaamheden tegenover staan, maar dat het loon gedurende de non-activiteit tezamen met de eventuele uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband het bedrag van € 75.000 bruto niet te boven mag gaan (zie overweging 3.5 m.b.t. Reparatiewet WNT). Daarvan is in het onderhavige geval in beginsel sprake. Echter, de kantonrechter stelt vast dat partijen in de arbeidsovereenkomst van 22 april 2005 in artikel 8 expliciet hebben opgenomen dat de werkgever een betalingsverplichting heeft van het loon gedurende een schorsing dan wel non-actiefstelling. Nu de wetgever de bezoldiging tijdens een periode dat geen werkzaamheden meer worden verricht voorafgaand aan beëindiging van het dienstverband aanmerkt als ontslaguitkering dient het beding in de arbeidsovereenkomst ook thans als zodanig te worden gekwalificeerd. Dit betekent dat het beding onder het toepassingsbereik van artikel 7.3 lid 6 WNT moet worden gebracht. Wat geldt ter zake van afspraken over non-activiteit vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband die gemaakt zijn (ruim) vóór inwerkingtreding van de WNT is niet expliciet in de WNT geregeld. In de memorie van toelichting wordt ter zake ook niets opgemerkt. Artikel 2.10 lid 3 WNT heeft tot doel om ontduiking van het maximum dat geldt voor de beëindigingsuitkering te voorkomen en dus misbruik te voorkomen. Gelet op het feit dat de invoering van de WNT niet op voorhand was te voorzien moet worden aangenomen dat de ruim vóór inwerkingtreding van de wet gemaakte afspraken over non-activiteit niet zijn gemaakt om de wet de ontduiken. De wetgever heeft onduidelijkheid laten bestaan over wat in een dergelijk geval als het onderhavige het toepassingsbereik dient te zijn van de overgangsregeling, zodat artikel 7.3 lid 6 WNT in het voordeel van werkneemster dient te worden uitgelegd. Ten aanzien van de vergoeding van de kosten rechtsbijstand overweegt de kantonrechter dat een redelijke wetstoepassing – mede in het licht van het doel van de WNT – meebrengt dat dit soort vergoedingen, die uitsluitend zien op kosten van juridische bijstand, weliswaar zijn voldaan rond de beëindiging van het dienstverband, maar niet als een uitkering moeten worden gezien die onder het bereik van de WNT dienen te vallen, tenzij sprake is van misbruik. Daarvan is in het onderhavige geval niet gebleken. De vordering van Noorderbreedte wordt afgewezen.