Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/The Steel Company B.V.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 22 juni 2017
ECLI:NL:GHSHE:2017:2820

werknemer/The Steel Company B.V.

Voor de vraag of er een opzegverbod wegens ziekte geldt, dat in de weg staat aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, is ingevolge artikel 7:671b lid 7 BW bepalend het moment waarop het verzoek om ontbinding door de kantonrechter is ontvangen (niet het moment waarop het verzoek om een ontslagvergunning door het UWV is ontvangen).

Feiten

Werknemer (geboren 1964) is op 1 oktober 2001 in dienst getreden bij TSC. Hij vervulde daar laatstelijk de functie van laseroperator tegen een salaris van € 3078,87 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Metaal & Techniek (cao kleinmetaal) van toepassing. Werknemer lijdt aan het syndroom van Kahler (beenmergkanker). Na een periode van arbeidsongeschiktheid heeft werknemer zich in ieder geval opnieuw ziek gemeld per 31 maart 2016. Op 25 maart 2016 heeft TSC UWV toestemming gevraagd de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen te mogen opzeggen. Het UWV heeft het verzoek afgewezen. De kantonrechter heeft uiteindelijk de arbeidsovereenkomst op de a-grond ontbonden.

Oordeel

Het hof oordeelt als volgt.

Opzegverbod herleeft na afwijzing UWV

Op grond van artikel 7:671b lid 1 aanhef en onderdeel b BW kan de kantonrechter op verzoek van de werkgever de arbeidsovereenkomst ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3 onderdeel a BW, indien de toestemming, bedoeld in artikel 7:671a BW is geweigerd. Ingevolge lid 2 van artikel 7:671 BW kan de kantonrechter dit verzoek slechts inwilligen indien aan de voorwaarden voor opzegging van de arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 7:669 BW is voldaan, en er geen opzegverboden als bedoeld in artikel 7:670 BW gelden. Artikel 7:670 lid 1 BW bepaalt dat de werkgever niet kan opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, tenzij de ongeschiktheid (a) ten minste twee jaren heeft geduurd, of (b) een aanvang heeft genomen nadat een verzoek om toestemming als bedoeld in artikel 7:671a door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of door de commissie, bedoeld in artikel 7:671 lid 2 BW is ontvangen.

Het hof is van oordeel dat de kantonrechter voor de beantwoording van de vraag of er een opzegverbod wegens ziekte geldt, dat in de weg staat aan een ontbinding van de arbeidsovereenkomst, ten onrechte het moment bepalend heeft geacht waarop het verzoek tot ontslagtoestemming door het UWV is ontvangen, zijnde 25 maart 2016. Op het moment dat het UWV het verzoek van de werkgever tot toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst weigert, herkrijgt het opzegverbod zijn volle werking. Dit betekent dat het opzegverbod wegens ziekte is blijven gelden. Dit opzegverbod staat op grond van artikel 7:671b lid 2 BW in de weg aan een ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. De uitzonderingsmogelijkheden van artikel 7:671b lid 6 BW zijn in het onderhavige geval niet van toepassing, nu er sprake is van een verzoek tot ontbinding op de grond vermeld in artikel 7:669 lid 3 aanhef en onderdeel a BW. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen ten onrechte heeft ontbonden. Het hof zal het verzoek van werknemer om TSC te veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen met ingang van 1 februari 2017 toewijzen.