Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 18 april 2017
ECLI:NL:RBNHO:2017:4855
Hago Rail Services B.V./werkneemster
Feiten
Werkneemster is op 1 november 2012 in dienst getreden bij Hago. Voor de periode 25 augustus tot 20 september 2016 heeft werkneemster van Hago toestemming gekregen voor het opnemen van vakantiedagen voor een reis naar de Dominicaanse Republiek. Daarnaast heeft werkneemster kort voor deze vakantie bij Hago een verzoek gedaan, dan wel informatie ingewonnen, om aansluitend aan deze vakantie voor een periode van 3-6 maanden onbetaald verlof op te mogen nemen. Op 25 augustus 2016, de dag van vertrek naar de Dominicaanse Republiek, heeft werkneemster zich ziek gemeld. Op 2 september 2016 heeft de echtgenoot van werkneemster verklaard dat werkneemster ziek is en niet in staat is om naar Nederland te reizen. Bij brief van 9 september 2016 heeft Hago werkneemster laten weten dat het recht op loon met ingang van de ziekmelding is opgeschort en dat een medische verklaring waaruit de ongeschiktheid tot reizen van werkneemster blijkt, wordt verlangd. Omdat een medische verklaring uitbleef heeft Hago werkneemster bij brief van 24 oktober 2016 gesommeerd om terug te keren naar Nederland en zich te melden bij Hago. Tevens is bij deze brief een loonstop opgelegd. Op 27 oktober 2016 zijn nadere medische stukken van dr. Manuel A. Pena ontvangen. De bedrijfsarts heeft geoordeeld dat er geen nieuwe medische informatie is en handhaaft zijn visie dat werkneemster niet heeft aangetoond dat zij niet kan reizen. Op 27 december 2016 heeft het UWV in een deskundigenoordeel geoordeeld dat werkneemster onvoldoende re-integratie-inspanningen verricht. Hago verzoekt de arbeidsovereenkomst met werkneemster te ontbinden.
Oordeel
Het opzegverbod staat gezien artikel 7:671b lid 6 BW niet in de weg aan ontbinding, omdat het verzoek geen verband houdt met de ziekte van werkneemster. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door Hago in dat verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW. Het is voldoende vast komen te staan dat werkneemster het verzuimprotocol niet is nagekomen en dat zij haar re-integratieverplichtingen niet voldoende is nagekomen en dat haar daarom een verwijt kan worden gemaakt. De kantonrechter stelt vast dat werkneemster in de periode van 25 augustus 2016 tot 21 december 2016 gedurende vier maanden in de Dominicaanse Republiek heeft verbleven. Dat komt ongeveer overeen met de periode dat werkneemster eigenlijk onbetaald verlof wilde opnemen in verband met problemen die zij had met de koop van een huis in de Dominicaanse Republiek en een daarmee verband houdende rechtszaak. Werkneemster heeft zich op de dag van haar vertrek ziek gemeld en heeft kennelijk de keuze gemaakt ondanks haar ziekte af te reizen naar de Dominicaanse Republiek. Daarmee heeft zij een medische keuring door de bedrijfsarts onmogelijk gemaakt en haar werkgever voor een voldongen feit geplaatst. De keuze van werkneemster om ondanks haar ziekte naar het buitenland te gaan is voorts in strijd met het verzuimreglement van Hago waarin staat dat voor een verblijf in het buitenland tijdens ziekte toestemming van de leidinggevende nodig is. Werkneemster heeft dus de controlevoorschriften bij ziekte herhaaldelijk, ook na toepassing van de sancties loonopschorting en loonstop, niet nageleefd en heeft daarvoor geen goede reden gegeven. Uit het deskundigenoordeel volgt dat volgens het UWV werkneemster onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. De medische verklaringen uit de Dominicaanse Republiek hebben de bedrijfsarts en de verzekeringsarts niet overtuigd dat werkneemster niet mocht reizen. De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Hago zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8 onderdeel a BW zal worden ontbonden met ingang van 1 juni 2017 onder toekenning van de transitievergoeding. Uit de stukken volgt dat het loon in ieder geval vanaf 24 oktober 2016 door Hago is stopgezet. De kantonrechter oordeelt dat Hago daarvoor geen goede grond heeft aangevoerd. Al met al zal de kantonrechter de vordering van werkneemster gericht op betaling van loon vanaf 24 oktober 2016 toewijzen. De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan werkneemster een billijke vergoeding toe te kennen.