Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 4 juli 2017
ECLI:NL:GHAMS:2017:2653
werknemer/Outdoor Maintenance Company-Group B.V.
Feiten
Werknemer is op 1 oktober 1989 bij (de rechtsvoorganger van) OMC in dienst getreden. Vanwege een voorgenomen reorganisatie heeft OMC haar medewerkers in juli 2014 gewezen op de functie ‘Handyman’ bij een zusteronderneming, alsmede op twee opleidingen die daarvoor vereist waren en die op kosten van OMC gevolgd konden worden. Op 26 augustus 2014 heeft OMC na positief advies van haar ondernemingsraad besloten te reorganiseren. Bij brief van 28 augustus 2014 heeft OMC werknemer bericht dat hij boventallig werd verklaard. Het sociaal plan dat is overeengekomen met de ondernemingsraad omvat een regeling voor outplacement door outplacementbureau Lengersdorf. Lengersdorf heeft na afloop van het outplacementtraject een rapport opgemaakt, waarin onder meer staat vermeld dat werknemer maar bij één training aanwezig is geweest van de in totaal drie trainingen die gepland stonden voor hem en dat het outplacementtraject van werknemer afgesloten wordt zonder een herplaatsing. OMC heeft de arbeidsovereenkomst met werknemer bij brief van 28 november 2014 opgezegd met toestemming van het UWV. Werknemer vordert schadevergoeding wegens kennelijk onredelijke opzegging van zijn arbeidsovereenkomst door OMC. De kantonrechter heeft de vorderingen van werknemer afgewezen. Tegen dit vonnis komt werknemer in hoger beroep.
Oordeel
Wanneer het hof de stellingen van werknemer goed begrijpt, stelt hij dat de in het sociaal plan opgenomen voorzieningen en de wijze waarop OMC daaraan uitvoering heeft gegeven in het algemeen voor de ontslagen werknemers als voldoende zijn aan te merken, maar geldt dat niet in zijn geval gelet op de bijzonder zwakke positie die hij op de arbeidsmarkt inneemt. De vraag is vervolgens of tegen die achtergrond de door OMC getroffen voorzieningen uit het oogpunt van goed werkgeverschap als voldoende zijn aan te merken. Het hof concludeert dat werknemer, nu hij eenvoudigweg niet van de door OMC aan hem aangereikte mogelijkheden gebruik heeft gemaakt, dan wel te laat en te weinig actief heeft gehandeld, terwijl hij zich tevens op het standpunt stelt dat de voorzieningen in het sociaal plan voor de andere werknemers van OMC als voldoende zijn te beschouwen, zijn stelling dat OMC in zijn geval niettemin onvoldoende voorzieningen heeft getroffen, onvoldoende heeft onderbouwd.