Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 28 juli 2017
ECLI:NL:GHARL:2017:6567
werkneemster/Hago Zorg BV
Feiten
Werkneemster is sinds 1 april 2013 in dienst bij Hago Zorg BV. Hago Zorg heeft op 24 augustus 2015 aan werkneemster bericht dat zij in verband met bezuinigingen wordt overgeplaatst van locatie A naar locatie B. Werkneemster meldt zich vervolgens op 24 september 2015 ziek. De bedrijfsarts concludeert dat sprake is van zowel ziekte als een arbeidsconflict. Werkneemster wordt door Hago Zorg meerdere malen uitgenodigd voor een gesprek. Zij gaat niet op de uitnodigingen van Hago Zorg in, waardoor Hago Zorg zich genoodzaakt voelt het loon op te schorten. Werkneemster weigert mee te werken aan haar re-integratie en komt gemaakte afspraken niet na. Hago Zorg verzoekt de arbeidsovereenkomst met werkneemster te ontbinden, primair op de e-grond en vanwege het ernstig verwijtbaar handelen van werkneemster geen rekening te houden met de opzegtermijn. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vorderingen van Hago Zorg toegewezen. Tegen dit vonnis komt werkneemster in hoger beroep.
Oordeel
Voor het beantwoorden van de vraag of werkneemster in strijd met de op haar rustende re-integratieverplichtingen heeft gehandeld, wordt als volgt overwogen.
Werkneemster is op grond van artikel 3 van de arbeidsovereenkomst tewerkgesteld in de regio Oost Nederland, waaronder ook Y valt. Op grond van deze bepaling en artikel 8 van de cao kan Hago Zorg van werkneemster verlangen dat zij in Y gaat werken. Volgens artikel 3 van de arbeidsovereenkomst en artikel 8 van de cao heeft Hago Zorg daarbij rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van werkneemster. Hago Zorg heeft aangevoerd, dat – kennelijk in oktober 2015 – zij met werkneemster hierover een gesprek heeft gevoerd en dat werkneemster bij die gelegenheid was vergezeld van een FNV-vakbondsconsulent. Hago Zorg stelt dat zij bij die gelegenheid (nogmaals) een toelichting heeft gegeven over de noodzaak van de overplaatsing, dat aan de belangen van werkneemster tegemoet wordt gekomen door de reiskostenregeling in artikel 34 van de cao en dat over de werktijden nadere afspraken mogelijk waren. Hago Zorg heeft hiermee op toereikende wijze rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen van werkneemster, zodat Hago Zorg van haar mocht verlangen dat zij haar werkzaamheden in Y ging uitvoeren. Werkneemster had geregeld contact met Hago Zorg te onderhouden. Voldoende aannemelijk is geworden dat werkneemster dat in de maand december 2015 heeft nagelaten, zodat zij in dat opzicht in haar re-integratieverplichting tekort is geschoten en Hago Zorg terecht op 29 december 2015 (voor de tweede maal) haar loonbetalingsverplichting opschortte. Gelet op de bevindingen van de bedrijfsarts, mocht Hago Zorg ervan (blijven) uitgaan dat werkneemster tot werken in staat was en dat zij haar werk had te hervatten. Werkneemster heeft aan de oproep om op 22 januari 2016 weer te gaan werken geen gevolg gegeven, zodat zij daarmee in haar re-integratieverplichtingen tekortschoot. Hago Zorg heeft haar bij brief van 25 januari 2016 op deze tekortkoming gewezen en terecht (voor de eerste maal) een loonstop vanaf 22 januari 2016 opgelegd. Op 7 juli 2016 adviseert de bedrijfsarts een aanvang te maken met de re-integratiewerkzaamheden en geeft daarbij een concreet voorstel. Het voorstel van de bedrijfsarts is door Hago Zorg uitgewerkt in het plan van aanpak dat met werkneemster is besproken. Werkneemster is evenwel vanaf 19 juli 2016 niet meer op het werk verschenen, was op 20 juli 2016 voor Hago Zorg telefonisch onbereikbaar en is niet op het geplande evaluatiegesprek op 22 juli 2016 gekomen. In antwoord op een door Hago Zorg verzocht deskundigenoordeel heeft het UWV geconcludeerd dat de door werkneemster uitgevoerde re-integratie-inspanningen onvoldoende zijn. In het door werkneemster op 10 januari 2017 gevraagde deskundigenoordeel dat op 27 januari 2017 is gegeven, waarbij werkneemster de gelegenheid had alle volgens haar relevante gegevens aan het UWV ter beoordeling voor te leggen, is het UWV op dat deskundigenoordeel niet teruggekomen. Door zonder deugdelijke grond de re-integratiewerkzaamheden niet te verrichten, zich telefonisch slecht bereikbaar te houden en gemaakte afspraken niet na te komen, is werkneemster opnieuw in haar re-integratieverplichting tekortgeschoten. Hago Zorg heeft onder deze omstandigheden (voor de tweede maal) op grond van artikel 7:629 lid 3 onderdeel d jo. 7:629 lid 7 BW de loonbetaling vanaf 19 juli 2016 kunnen stoppen. Uit het voorgaande volgt dat werkneemster in de periode vanaf 24 september 2015 tot in ieder geval september 2016 herhaalde malen tekort is geschoten in haar re-integratieverplichting. Onder deze omstandigheden is het verwijtbaar handelen van werkneemster zodanig dat in redelijkheid van Hago Zorg niet kan worden gevergd dat de arbeidsovereenkomst voortduurt. De handelwijze is ernstig verwijtbaar gelet op het aantal malen dat werkneemster tekort is geschoten in haar wettelijke re-integratieverplichting en het feit dat zij in haar houding volhardde, ook nadat de loonbetalingsverplichting was opgeschort en vervolgens was gestaakt en zelfs nadat het UWV een deskundigenoordeel had uitgebracht. Ook na dat deskundigenoordeel is werkneemster niet op haar schreden teruggekeerd. De kantonrechter heeft daardoor de arbeidsovereenkomst terecht tegen een eerdere datum kunnen ontbinden. Voorts is Hago Zorg aan werkneemster ook geen transitievergoeding verschuldigd. Volgt bekrachtiging van het bestreden vonnis.