Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 15 augustus 2017
ECLI:NL:GHAMS:2017:3262
COR TNT Nederland B.V./TNT Nederland B.V.
Feiten
In 2011 is de onderneming van het toenmalige TNT N.V. gesplitst in PostNL en TNT Express N.V. TNT Express behoort sinds 25 mei 2016 tot het concern van FedEx. FedEx houdt alle aandelen in FIB. FIB is opgericht om te fungeren als werkgever binnen de FedEx-groep voor een deel van het senior management. In het kader van deze overname is FedEx gestart met een integratieproject van de TNT-groep met de FedEx-groep. Onder meer op 6 april 2017 heeft de COR advies uitgebracht over de voorgenomen ‘managing director structuur’ (MD-structuur). De COR heeft positief geadviseerd onder de voorwaarde dat de continuïteit in de medezeggenschap gewaarborgd blijft. Bij e-mail van 7 april 2017 wordt aan de COR bericht dat zijn advies niet wordt overgenomen. Bij e-mail van 18 april 2017 heeft TNT aan de COR het nader uitgewerkte besluit van 14 april 2017 toegestuurd. Hierin staat met betrekking tot het onderwerp medezeggenschap onder meer dat TNT heeft herhaald in gesprek te willen gaan met de COR maar dat de nieuwe juridische structuur nog niet bekend is en dat het daarmee ook nog te vroeg lijkt te zijn om definitieve afspraken te maken over de toekomstige medezeggenschapsstructuur. Het voorgenomen besluit om de MD-structuur te implementeren is hiermee een definitief besluit geworden. De COR heeft de Ondernemingskamer verzocht te verklaren dat TNT in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot het besluit van 7 april 2017 of 18 april 2017 over de MD-structuur, voor zover dit besluit betrekking heeft op de medezeggenschap. Daarnaast heeft de COR verzocht TNT te gebieden voornoemd besluit voor zover het betrekking heeft op het regelen van de gevolgen van het besluit voor de medezeggenschap in te trekken.
Oordeel
De COR heeft aan zijn verzoek in de kern ten grondslag gelegd dat met het bestreden besluit onvoldoende recht wordt gedaan aan de (continuïteit) van de medezeggenschap van TNT en dat aan de bevoegdheden van de COR (en de ondernemingsraad) van TNT afbreuk is gedaan. De Ondernemingskamer overweegt als volgt. Een gevolg van het bestreden besluit is dat een deel van de werknemers van TNT (de managing directors) niet langer onder de medezeggenschap van de ondernemingsraad van het hoofdkantoor van TNT of van de COR valt, terwijl die werknemers, ook na indiensttreding bij FIB, feitelijk (mede) werkzaam blijven voor de onderneming van TNT, die vooralsnog niet is geïntegreerd met de onderneming van FedEx. Gegeven het feit dat er vooralsnog geen medezeggenschapsorgaan bij FIB is ingesteld, is er derhalve als gevolg van het bestreden besluit voor deze werknemers een vacuüm in de medezeggenschap ontstaan. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer had van TNT, gelet op het bepaalde in artikel 25 lid 3 WOR, verwacht mogen worden dat zij maatregelen zou hebben genomen om de continuïteit van de medezeggenschap van deze werknemers te waarborgen, in afwachting van de vormgeving van de medezeggenschap bij de daadwerkelijke integratie van beide ondernemingen. De toezegging van TNT in het bestreden besluit om zich in te spannen medezeggenschap binnen FIB op korte termijn vorm te geven, acht de Ondernemingskamer te vaag. De conclusie luidt dat TNT, in strijd met het voorschrift van artikel 25 lid 3 WOR, heeft nagelaten voldoende (tijdelijke) maatregelen te treffen ten aanzien van de gevolgen die het besluit heeft voor de medezeggenschap voor de managing directors die in dienst komen van FIB en feitelijk mede werkzaam blijven voor TNT. In samenhang met hetgeen hierboven is overwogen, overweegt de Ondernemingskamer dat met het bestreden besluit de positie van de COR in zoverre wordt aangetast dat de betreffende werknemers, die feitelijk ten behoeve van TNT werkzaamheden zijn blijven verrichten, buiten het bereik van medezeggenschap zijn komen te vallen, zonder dat daar iets tegenover staat en dat in die zin afbreuk wordt gedaan aan de reikwijdte van de bevoegdheden van de COR. Dit leidt tot het oordeel dat met het bestreden besluit onvoldoende recht wordt gedaan aan de (continuïteit van de) medezeggenschap van TNT en dat TNT om die reden in redelijkheid niet tot het besluit van 18 april 2017 heeft kunnen komen, voor zover dat betrekking heeft op het regelen van de gevolgen van het besluit voor de medezeggenschap. Aan dit oordeel draagt bij hetgeen hierna wordt overwogen. Er moet ten tijde van het bestreden besluit reeds een zodanige duidelijkheid hebben bestaan over de (uitgangspunten van de) beoogde structuur na volledige integratie van TNT en FedEx, dat overleg met de COR over de toekomstige medezeggenschapsstructuur op zijn plaats was geweest. De omstandigheid dat constructief overleg over de vormgeving van de medezeggenschap bij de algehele integratie van beide ondernemingen vooralsnog is uitgebleven, betekent dat de COR daarover in onzekerheid verkeert en dat het treffen van tijdelijke voorzieningen ter waarborging van de continuïteit van de medezeggenschap voor die periode tot de algehele integratie te meer geboden is. Het verzoek zal worden toegewezen.