Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Apeldoorn), 24 augustus 2017
ECLI:NL:RBGEL:2017:4402
Achmea Interne diensten N.V./werknemer c.s.
Feiten
Werknemer 1 en werknemer 2 hebben een affectieve relatie en zijn beiden in dienst bij (een onderdeel van) Achmea. Op 18 november 2015 heeft tussen werknemer c.s. en de heer X (destijds de leidinggevende van werknemer c.s.) een gesprek plaatsgevonden. Van dit gesprek heeft werknemer c.s. een geluidsopname gemaakt. Op 31 januari 2017 heeft werknemer 1 een klacht ingediend bij het College voor de Rechten van de Mens (hierna: het College). Werknemer 2 heeft op 13 februari 2017 een klacht ingediend bij het College. Werknemer c.s. heeft zich op het standpunt gesteld dat Achmea een verboden onderscheid maakt en intimideert op grond van leeftijd en (chronische) ziekte. Werknemer c.s. heeft ter onderbouwing van zijn standpunt gedeelten van de geluidsopname en de transcriptie van die gedeelten aan het College overgelegd. Achmea vordert onder meer dat de kantonrechter werknemer c.s. gebiedt om aan Achmea te verstrekken een kopie van de volledige, onbewerkte geluidsopname.
Oordeel
Voor toewijzing van de vordering op grond van het bepaalde in artikel 843a Rv, dient sprake te zijn van een rechtmatig belang bij bepaalde bescheiden, aangaande een rechtsbetrekking waarin Achmea partij is. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering in kort geding, speelt bovendien de onomkeerbaarheid van de gevraagde voorziening een rol. Werknemer c.s. heeft aangevoerd dat Achmea geen rechtmatig belang bij de geluidsopname heeft. Achmea stelt slechts dat zij vermoedt dat de geluidsopname tevens fragmenten kan bevatten die de stellingen van werknemer c.s. weerspreken, aldus werknemer c.s. Volgens werknemer c.s. had Achmea aan X dienen te vragen wat ontbreekt en nadien aan werknemer c.s. moeten aangeven om welke aanvullende informatie het gaat. Ter zitting heeft Achmea op dit verweer gereageerd door te verwijzen naar passages uit haar verweerschrift (in de procedure bij het College), waarin gespecificeerd is aangegeven op welke punten in het gesprek, althans in de geluidsopname, er fragmenten missen en wat X anders heeft gezegd of nader heeft toegelicht in het gesprek, hetgeen door werknemer c.s. niet concreet is weersproken. Dat brengt mee dat de kantonrechter voorshands van oordeel is dat Achmea een rechtmatig belang heeft in de zin van artikel 843a Rv. Werknemer c.s. heeft aangevoerd dat het begrip ‘bepaalde bescheiden’ slechts betekenis heeft in samenhang met het begrip ‘rechtmatig belang’. Naar voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft Achmea voldoende beschreven om welke geluidsopname het gaat. Dat is ook voor werknemer c.s. volkomen helder. Werknemer c.s. heeft in dit verband verwezen naar de wetsgeschiedenis, waaruit volgens hem volgt dat het moet gaan over een rechtsbetrekking waarover een geschil is gerezen of wordt verwacht, waarbij zowel de aanspraak als het mogelijke geschil duidelijk moeten kunnen worden geduid. Omdat het debat over de inhoud van het procesdossier nog bij het College moet worden gevoerd, is er volgens werknemer c.s. nog geen geschil gerezen over de inhoud van het procesdossier. De kantonrechter kan werknemer c.s. in dit standpunt niet volgen. Partijen staan immers als werkgever en werknemers in een rechtsbetrekking tot elkaar, terwijl er in dat kader tussen partijen een geschil is ontstaan waarop de geluidsopname betrekking heeft. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Achmea een rechtmatig belang heeft bij een kopie van de geluidsopname, met uitzondering van de passages waarin specifieke medische en persoonlijke gegevens van werknemer c.s. worden besproken, en met uitzondering van het fragment dat is opgenomen terwijl X de ruimte waarin het gesprek werd gevoerd, had verlaten. De vordering van Achmea zal dan ook worden toegewezen.