Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 22 augustus 2017
ECLI:NL:GHSHE:2017:3752
werknemer/werkgever
Feiten
Werknemer is met ingang van 18 oktober 2004 bij werkgever in dienst getreden in de functie van timmerman. Werknemer heeft zich op 3 mei 2013 arbeidsongeschikt gemeld. In het kader van het re-integratieproces is op 29 april 2014 door werkgever aan werknemer een concept-eerstejaarsevaluatie, alsmede een conceptbijstelling plan van aanpak gestuurd. Werknemer heeft niet ingestemd met de bijstelling plan van aanpak, omdat hierin een sollicitatieverplichting was opgenomen inhoudende dat werknemer per direct verplicht zou zijn minimaal eenmaal per week te solliciteren. Werkgever heeft daarop bij e-mail van 2 juni 2014 laten weten dat als werknemer niet uiterlijk 6 juni 2014 zou overgaan tot ondertekening van de bijstelling plan van aanpak de loondoorbetaling zou worden stopgezet. Werkgever heeft de loondoorbetaling aan werknemer stopgezet voor de periode van 9 juni 2014 tot en met 17 juli 2014. In eerste aanleg vorderde werknemer onder meer, verkort weergegeven, te verklaren voor recht dat het verrekenen van in totaal 120 snipperuren en 40 roostervrije uren over de periode van 28 juli 2014 tot en met 22 augustus 2014 onrechtmatig is. Bij het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter de vorderingen van werknemer afgewezen. Werknemer heeft in hoger beroep acht grieven aangevoerd, hij wenst met deze grieven het geschil omtrent het loon over de periode van 9 juni 2014 tot en met 17 juli 2014 in volle omvang voor te leggen aan het hof.
Oordeel
Zoals in de feitenvaststelling door de kantonrechter is opgenomen, heeft werknemer niet ingestemd met de bijstelling plan van aanpak, omdat hierin een sollicitatieverplichting was opgenomen inhoudende dat werknemer per direct verplicht zou zijn minimaal eenmaal per week te solliciteren. Vast staat dat aangezien werkgever geen passende werkzaamheden binnen haar onderneming beschikbaar had voor werknemer, er re-integratie spoor 2 zou moeten worden gevolgd. In haar schriftelijke verklaring in deze zaak heeft de medewerkster van het re-integratiebureau uiteengezet dat bij de werkwijze van het re-integratiebureau de werkgever wordt geadviseerd de kandidaat al enige sollicitatieactiviteiten te laten uitvoeren zodat ook de vaardigheden in de praktijk beoordeeld kunnen worden op de kwaliteit en het individuele maatwerktraject daarop kan worden aangepast. Naar het oordeel van het hof kon op grond van artikel 7:660a lid 1 onderdeel b BW de medewerking van werknemer aan dit onderdeel van het plan van aanpak worden verlangd. Daarbij is van betekenis dat dit plaatsvond in het kader van herplaatsing bij een andere werkgever dan werkgever. Mede in aanmerking genomen dat werknemer stelt over geen sollicitatievaardigheden te beschikken, acht het hof ook de gekozen aanpak om werknemer eerst zelf ‘proefsollicitaties’ te laten doen om te beoordelen wat voor begeleiding in zijn geval nodig is, redelijk. Werkgever heeft ter rechtvaardiging van de loonstop een beroep gedaan op artikel 7:629 lid 3 onderdeel e BW. Mede gelet op het voorgaande heeft werknemer inderdaad zonder deugdelijke grond geweigerd om mee te werken aan het bijstellen van het plan van aanpak als bedoeld in artikel 7:658a lid 3 BW. Het door werkgever gedane beroep op de uitzondering op artikel 7:629 lid 1 BW slaagt derhalve. Het standpunt van werkgever dat eerst het plan van aanpak door werknemer ondertekend zou moeten worden voordat er een trajectplan zou kunnen worden opgesteld, was naar het oordeel van het hof gerechtvaardigd. Het hof volgt werknemer niet in zijn standpunt dat werkgever onvoldoende duidelijk over het re-integratieproject heeft gecommuniceerd. Op grond van al het voorgaande falen de grieven.