Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 1 december 2015
ECLI:NL:GHSHE:2015:4992
Stichting Sociaal Fonds Taxi/Stichting Personenvervoer c.s.
Feiten
Bij appeldagvaarding van 18 december 2014 heeft de Stichting Sociaal Fonds Taxi (hierna: Stichting) de Stichting Personenvervoer en haar bestuurder opgeroepen te verschijnen ter rolzitting van dit hof van 6 januari 2015. Omdat van de bestuurder van Stichting Personenvervoer geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland of elders bekend was, is op de voet van artikel 54 Rv exploot gedaan (aldus het exploot:) ‘ten parkette van de ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij de Rechtbank ’s-Hertogenbosch’. Bij herstelexploot van 6 januari 2015 heeft de Stichting, Stichting Personenvervoer c.s. aangezegd dat zij abusievelijk zijn gedagvaard tegen de rolzitting van 6 januari 2015 omdat een dagvaardingstermijn van drie maanden in acht moet worden genomen en heeft de Stichting, Stichting Personenvervoer c.s. opgeroepen te verschijnen ter rolzitting van 7 april 2015. Ter rolzitting van 7 april 2015 heeft Stichting Personenvervoer c.s. geen advocaat doen stellen. Het hof heeft geconstateerd dat het exploot van dagvaarding lijdt aan een gebrek dat nietigheid meebrengt en heeft de Stichting op de voet van artikel 121 lid 2 Rv bevel gedaan het gebrek bij exploot te herstellen met oproeping van Stichting Personenvervoer c.s. tegen de rolzitting van 11 augustus 2015. Stichting Personenvervoer c.s. vordert de Stichting niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, met veroordeling van de Stichting in de proceskosten. Zij voert daartoe aan dat de Stichting de wettelijke voorschriften niet juist heeft toegepast: betekening is geschied aan het parket van het Openbaar Ministerie bij de rechtbank in plaats van aan het parket van het Openbaar Ministerie bij het hof (1), naar aanleiding van het uitbrengen de appeldagvaarding heeft geen (tijdige) publicatie van dat exploot in een landelijk of streekdagblad plaatsgevonden (2) en de in artikel 115 lid 2 Rv voorgeschreven dagvaardingstermijn van drie maanden is niet in acht genomen, noch bij het uitbrengen van de appeldagvaarding van 18 december 2014, noch bij het uitbrengen van het herstelexploot van 24 juni 2015 (3).
Oordeel
Het hof gaat ervan uit dat met het instellen van de vordering in het incident is beoogd de dagvaarding in hoger beroep nietig te doen verklaren; gebreken in de dagvaarding leiden in ieder geval niet tot niet-ontvankelijkheid. Op grond van artikel 122 lid 1 Rv (jo. art. 353 Rv) verwerpt de rechter een dergelijk beroep op nietigheid indien de gedaagde (geïntimeerde) in het geding verschijnt en hij naar het oordeel van de rechter door het gebrek niet onredelijk in zijn belangen is geschaad. Stichting Personenvervoer c.s. heeft niet aangevoerd dat zij wordt bemoeilijkt in het voeren van verweer in de hoofdzaak als gevolg van gebreken in de dagvaarding. Het hof is dat ook niet anderszins gebleken. De enkele stelling van Stichting Personenvervoer c.s. (punt 6 van hun memorie) dat zij niet gedurende drie maanden in de gelegenheid is geweest om kennis te nemen van de onderhavige procedure, is onvoldoende om te kunnen concluderen dat zij onredelijk in haar verdedigingsbelang is geschaad. Nu Stichting Personenvervoer c.s. in hoger beroep in het geding is verschenen, moet het beroep op nietigheid van de dagvaarding daarom worden verworpen. De vordering in het incident moet worden afgewezen. De zaak wordt naar de rol verwezen voor memorie van antwoord. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.