Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 19 september 2017
ECLI:NL:GHSHE:2017:4035

werknemer/werkgever

Ontslag op staande voet wegens werkweigering houdt geen stand. Werkneemster mocht erop vertrouwen dat zij vrij was. Niet valt in te zien hoe werkneemster had kunnen of moeten weten dat de gegeven toestemming voor de vrije dag van een collega kwam die niet de benodigde instemming had voor het geven van die toestemming.

Feiten

Werkneemster is op 24 april 2008 in dienst getreden van (de rechtsvoorgangster van) werkgever in de functie van uitzendkracht. Werkneemster is op 17 september 2013 op staande voet ontslagen, kort samengevat wegens werkweigering. De gemachtigde van werkneemster heeft in een brief van 30 september 2013 de vernietiging van het ontslag op staande voet ingeroepen, aangegeven dat werkneemster zich beschikbaar stelt voor werk en aanspraak gemaakt op loondoorbetaling.

Werkneemster vordert onder meer, samengevat, een verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet is vernietigd, dat de arbeidsovereenkomst met werkgever voortduurt en loondoorbetaling. Werkgever is in het tussenvonnis van 28 mei 2015 in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren, waarna drie getuigen zijn gehoord. De vorderingen van werkneemster zijn afgewezen en werkneemster is veroordeeld in de proceskosten.

Oordeel

Het gaat in deze zaak om de vraag of werkgever een dringende reden had om werkneemster op staande voet te ontslaan. Werkgever heeft in de ontslagbrief geschreven dat de melding van werkneemster op maandag om 16:55 uur, dat zij niet kwam werken, onacceptabel was en dat dit werd gezien als werkweigering. Deze telefonische melding van werkneemster is echter gevolgd door het antwoord van medewerker X van werkgever ‘dat dat niet kon, dat we hierover een andere afspraak hadden gemaakt en dat ze op dinsdag bij een klant aanwezig moest zijn om te werken’. Medewerker X is daarbij gebleven en volgens haar was werkneemster daarmee akkoord. Ook als het hof er wel van uitgaat dat het telefoongesprek zo is verlopen dat werkneemster duidelijk heeft gemaakt dat zij niet zou komen werken, dan nog is het hof van oordeel dat van werkweigering uiteindelijk geen sprake is geweest en wel om de volgende reden. De echtgenoot van werkneemster heeft op maandag 16 september 2013 ook aan medewerker Y van werkgever telefonisch en per sms gevraagd of verlof kon worden verleend aan werkneemster voor dinsdag. Medewerker X heeft tussen 16:00-17:00 uur tegen medewerker Y gezegd dat werkneemster alleen op maandag vrij had. Medewerker Y heeft die dag rond 19:14 uur per sms de vraag gehad: ‘En medewerker Y, heeft werkneemster vrij?’ Medewerker Y heeft daarop om 19:15 uur per sms geantwoord: ‘Heeft vrij.’ Naar het oordeel van het hof mocht werkneemster er, op grond van de sms van medewerker Y van 19:15 uur, van uitgaan dat werkgever haar alsnog verlof had verleend voor dinsdag 17 september 2013. Niet valt in te zien hoe werkneemster had kunnen of moeten weten dat medewerker Y dit zonder instemming van medewerker X meedeelde. Het ontbreken van een door medewerker X aan medewerker Y gegeven goedkeuring komt in dit geval voor rekening en risico van werkgever. Alles afwegend komt het hof tot de conclusie dat er geen sprake was van werkweigering. Dat betekent dat werkgever niet bevoegd was de arbeidsovereenkomst op te zeggen om een dringende reden. De beslissing van de kantonrechter zal worden vernietigd. De door werkneemster gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen. Werkneemster heeft in beginsel recht op doorbetaling van het loon vanaf 17 september 2013. Werkneemster heeft vanaf 17 september 2013 niet gewerkt omdat zij door werkgever op staande voet was ontslagen. Werkneemster heeft tijdens de zitting ook aangegeven geen heil te zien in voortzetting van de arbeidsovereenkomst. Het hof begrijpt hieruit dat werkneemster zich vanaf die datum niet meer beschikbaar heeft gehouden voor het werk bij werkgever. De loonvordering van werkneemster zal daarom worden gematigd tot 22 april 2015.