Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 6 september 2017
ECLI:NL:RBLIM:2017:8702
werkneemster/werkgever
Feiten
Werkneemster is sinds 12 augustus 2016 in dienst van werkgever X (hierna: X) op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een arbeidsomvang van 12 uur per week, in de functie van medewerker bediening tegen een loon van € 9,34 bruto per uur exclusief vakantiebijslag. Op 2 juni 2017 is werkneemster op staande voet ontslagen omdat zij ervan beticht werd gelden te hebben gestolen c.q. verduisterd. Bij brief van 9 juni 2017 heeft gemachtigde van werkneemster de nietigheid van het ontslag ingeroepen en medegedeeld dat werkneemster zich beschikbaar stelt voor het verrichten van arbeid en aanspraak maakt op doorbetaling van het loon. Werkneemster geeft thans aan in het ontslag te berusten en verzoekt de kantonrechter in de plaats daarvan haar een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW toe te kennen. Daarnaast meent zij aanspraak te kunnen maken op een gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging.
Oordeel
Ontslag op staande voet
Werkneemster legt aan het verzoek om een billijke vergoeding ten grondslag dat X haar ten onrechte op staande voet heeft ontslagen, waarmee de ernstige verwijtbaarheid van X een gegeven is. Werkneemster betwist in dit verband dat sprake is van een dringende reden en dat het ontslag onverwijld is gegeven. De kantonrechter overweegt als volgt. Dat werkneemster gelden zou hebben gestolen c.q. verduisterd, is onvoldoende komen vast te staan. In het ontslagbericht is op dit punt door X ook geen concreet verwijt gemaakt aan het adres van werkneemster. In het bericht komt namelijk niet naar voren wanneer gelden in het restaurant zijn gestolen c.q. verduisterd, waaruit zulks blijkt en wanneer X dergelijke bevindingen heeft gedaan. De kantonrechter concludeert aldus dat een dringende reden voor het ontslag op staande voet ontbreekt. De vraag of dit laatste onverwijld is gegeven, behoeft dan ook geen bespreking meer.
Billijke vergoeding en gefixeerde schadevergoeding
Werkneemster maakt aanspraak op billijke vergoeding ex artikel 7:681 lid 1 onderdeel a BW. Bij berekening van de hoogte van de billijke vergoeding zoekt de kantonrechter aansluiting bij de New Hairstyle-beschikking van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2017:1187; AR 2017-0826). De volgende omstandigheden worden in de overweging van de kantonrechter betrokken: (1) het ontslag op staande voet heeft een diffamerende werking. Werkneemster zag zich ten onrechte geconfronteerd met de situatie dat zij van de ene op de andere dag haar werk, inkomen en recht op een WW-uitkering verloor. (2) Ook heeft X werkneemster in een onhoudbare situatie geplaatst en voortzetting van het dienstverband voor haar onmogelijk gemaakt, waardoor werkneemster zich genoodzaakt heeft gezien te berusten in beëindiging van het dienstverband. (3) Voorts wordt rekening gehouden met de arbeidsomvang van 12 uur per week. (4) Tot slot wordt in de overweging betrokken dat de arbeidsovereenkomst, in het geval de opzegging zou zijn vernietigd, naar alle waarschijnlijkheid binnen een termijn van zes maanden zou eindigen, nu op zitting is gebleken dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Over de voornoemde maanden had X het loon van werkneemster moeten doorbetalen. Hierop worden twee maandsalarissen in mindering gebracht, omdat werkneemster ook aanspraak maakt op een gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging. De billijke vergoeding wordt aldus vastgesteld op een bedrag van € 1.936,74 bruto vermenigvuldigd met vier maandsalarissen.