Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Zutphen), 1 februari 2018
ECLI:NL:RBGEL:2018:447
werknemers/Roose B.V. c.s.
Feiten
De besloten vennootschap Tuunte Holding B.V. heeft vijf dochtervennootschappen, waaronder Tuunte Fashion B.V. De werknemers hadden een arbeidsovereenkomst met Tuunte Fashion. Roose is opgericht op 8 september 2017. Zoef is een investeringsmaatschappij die zich onder meer specialiseert in aan- en verkoop van goederen van ondernemingen die worden gestaakt. Op 7 augustus 2017 is de vennootschap GhiDo Exploitatie B.V. opgericht. Bestuurder van GhiDo is de heer X, die ook indirect bestuurder en aandeelhouder van Tuunte Fashion was. GhiDo is een van de indirect bestuurders van Roose. Op 8 augustus 2017 is Tuunte Fashion op eigen verzoek in staat van faillissement verklaard, met benoeming van verweerder sub 6 tot curator. Bij brief van 10 augustus 2017 heeft de curator de arbeidsovereenkomsten van alle werknemers opgezegd tegen 21 september 2017. Op 7 september 2017 is een overeenkomst gesloten tussen de curator enerzijds en Roose (i.o.) en Zoef anderzijds. Hierbij zijn vanuit de failliete boedels activa overgedragen aan Roose en aan Zoef. Roose heeft hierbij tevens de handelsnaam Tuunte overgenomen. Tussen Roose en Zoef is een overeenkomst gesloten krachtens welke Zoef van Roose goederen heeft gekocht, om deze uit te verkopen via (een deel van de) winkels/locaties van Tuunte. De werknemers stellen dat er sprake is van een overgang van onderneming en verzoeken onder meer te verklaren dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst zal worden vernietigd wegens strijd met het opzegverbod. Ze verzoeken tevens Roose en Zoef te veroordelen de werknemers toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden en loondoorbetaling, dan wel toekenning van een billijke vergoeding, tranistievergoeding en gefixeerde schadevergoeding.
Oordeel
Vooropgesteld wordt dat van een zogenoemde ‘pre-pack’ situatie als in het arrest FNV/Smallsteps (HvJ 22 juni 2017, C-126/16, ECLI:EU:C:2017:489) in dit geval geen sprake is. De kantonrechter overweegt dat de betrokken bestuurders van Tuunte Fashion er uiteraard van op de hoogte waren dat een faillissement van Tuunte Fashion zou (kunnen) volgen, nadat (onder meer) op 22 juni 2017 de aan haar verstrekte financiering was opgezegd. Even evident is, dat deze zelfde bestuurders al voor het uitspreken van het faillissement zijn nagegaan of het voor hen zakelijk gezien interessant was om delen van de onderneming over te dragen aan (een) derde(n) of zelf, al dan niet via nieuw op te richten vennootschappen, te verkrijgen. Uit niets blijkt dat het door de werknemers gestelde ‘vooropgezette plan’ meer behelsde dan het bezien welke delen van de onderneming uit de boedel zouden kunnen worden overgenomen en welke prijs hiervoor mogelijk zou worden geboden. Deze enkele omstandigheid dwingt niet tot de conclusie dat niet is voldaan aan de vereisten voor toepasselijkheid van artikel 7:666 BW. Kortom, het bepaalde in artikel 7:666 BW is hier wel van toepassing. De werknemers hebben verder aangevoerd dat in het faillissement van Tuunte Fashion sprake is geweest van misbruik van faillissementsrecht. Deze stelling is niet verder onderbouwd en bij gebreke hiervan kan ook op deze grond niet worden geoordeeld dat het bepaalde in artikel 7:666 BW toepassing mist. Ingevolge het bepaalde in het eerste lid van artikel 7:666 BW is het opzegverbod van artikel 7:670 lid 8 BW waarmee de curator volgens de werknemers in strijd zou hebben gehandeld niet van toepassing. Wat betreft de verzochte vergoedingen het volgende. De curator hoeft de transitievergoedingen niet te voldoen, omdat Tuunte Fashion in staat van faillissement is verklaard. Omdat geen sprake is van een opzegging in strijd met een opzegverbod, zal geen billijke vergoeding worden toegekend. De curator heeft de arbeidsovereenkomsten met inachtneming van de maximale opzegtermijn van artikel 40 Fw opgezegd, zodat ook geen vergoeding wegens onregelmatige opzegging verschuldigd.