Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 1 maart 2018
ECLI:NL:RBDHA:2018:2670

werkgeefster/werknemer

Seksuele intimidatie van stagiaire levert geen verwijtbaar handelen van werknemer op, omdat werkgeefster reeds een onvoorwaardelijke (lichtere) sanctie met tweede kans heeft opgelegd; wel verstoorde arbeidsverhouding.

Feiten

Werknemer is in 2015 in dienst getreden van werkgeefster X (hierna: X). Op maandag 18 december 2017 heeft het kerstdiner van de fractie plaatsgevonden in een restaurant in Den Haag. Na het diner zijn een aantal collega’s naar een café gegaan, waaronder werknemer en een stagiaire. Werknemer heeft vervolgens op straat de stagiaire meerdere malen geprobeerd te kussen en aan te raken, terwijl zij aangaf dit niet te willen. Op 21 december 2017 heeft X werknemer een officiële waarschuwing gegeven vanwege zijn betrokkenheid bij het voornoemde incident. Daarbij heeft X aangegeven dat werknemer nog een tweede en laatste kans zou krijgen, omdat hij veel spijt heeft betuigd en berouw heeft getoond. Ondanks deze laatste waarschuwing heeft X er toch toe besloten de kantonrechter te verzoeken de arbeidsovereenkomst met werknemer op de e-grond dan wel de g-grond te ontbinden zonder toekenning van een transitievergoeding. Aan dit verzoek legt X ten grondslag dat het handelen van werknemer valt te kwalificeren als aanranding. Subsidiair is volgens X sprake van een verstoorde arbeidsverhouding, doordat werknemer door zijn handelen een terugkeer in zijn functie onmogelijk heeft gemaakt. Werknemer voert ten verwere aan dat het ontbindingsverzoek moet worden afgewezen, omdat van aanranding geen sprake is geweest.

Oordeel

Ontbinding e-grond

De kantonrechter oordeelt als volgt. Hoewel werknemer heeft erkend dat hij zich onbetamelijk heeft gedragen in de nacht van maandag op dinsdag 19 december 2017, staat evenwel vast dat X hem daarvoor reeds op 21 december 2017 een officiële waarschuwing heeft gegeven. Uit de omstandigheid dat werknemer een tweede kans heeft gekregen, kan impliciet worden afgeleid dat het voornoemde incident voor X kennelijk toen geen reden vormde voor een beëindiging van de samenwerking. Ook is van belang dat X op zitting heeft bevestigd dat de officiële waarschuwing een onvoorwaardelijk karakter heeft, zodat aangenomen kan worden dat X reeds onvoorwaardelijk en onherroepelijk arbeidsrechtelijke consequenties heeft verbonden aan het handelen van werknemer. Het gebeurde in de nacht van 18 op 19 december 2017 was dan ook daarmee afgedaan. Het verzoek tot ontbinding wordt dan ook niet toegewezen op de daartoe primair aangevoerde grondslag. Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten kan dan evenmin sprake zijn.

Ontbinding g-grond

De kantonrechter is – gelet op de stukken van het geding en houding van partijen jegens elkaar – evenwel van oordeel dat onmiskenbaar is gebleken dat de arbeidsverhouding tussen partijen zodanig verstoord is geraakt, dat van X niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Hoewel werknemer heeft verklaard bereid te zijn het conflict te willen oplossen, is het de kantonrechter niet duidelijk geworden op welke wijze zulks zou kunnen worden gerealiseerd. De in dit kader door werknemer overgelegde steunbetuigingen van enkele medewerkers van X maakt de situatie niet anders, nu hiermee een verstoorde arbeidsverhouding niet is uitgesloten. Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontbindingsverzoek dan ook toewijsbaar op de daartoe aangevoerde subsidiaire grondslag.

Transitievergoeding

Nu de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst op werkgeversverzoek is ontbonden, heeft werknemer aanspraak op een transitievergoeding. Nu met betrekking tot de berekening van de transitievergoeding nadere stukken (arbeidsovereenkomst, salarisspecificatie) ontbreken en partijen zich niet daarover hebben uitgelaten, wordt in het dictum geen concreet bedrag opgenomen.