Naar boven ↑

Rechtspraak

ABN AMRO BANK N.V./werknemer
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 25 september 2018
ECLI:NL:GHAMS:2018:3495

ABN AMRO BANK N.V./werknemer

Aftoppingsregeling van stimuleringspremie in sociaal plan ABN AMRO is nietig omdat daarmee een verboden onderscheid naar leeftijd wordt gemaakt.

Feiten

Werknemer is op 1 juli 1981 in dienst getreden bij ABN AMRO. Werknemer is met ingang van 1 augustus 2015 boventallig verklaard wegens het verval van zijn functie ten gevolge van een reorganisatie. Op de gevolgen van die reorganisatie is het Sociaal Plan van toepassing. Indien binnen 12 maanden geen nieuwe functie is gevonden wordt de arbeidsovereenkomst beëindigd, waarbij een vergoeding wordt aangeboden van 75 procent van de hiervoor bedoelde stimuleringspremie. In paragraaf 5 is bepaald dat deze stimuleringspremie kan worden 'afgetopt'. De brutostimuleringspremie is niet hoger dan het brutosalaris tot de 'individuele pensioenleeftijd' van de werknemer, te weten de datum waarop deze op grond van de Pensioenregeling 2006 een pensioenuitkering zou krijgen gelijk aan de uitkering die de werknemer volgens de Pensioenregeling 2000 omstreeks de 62-jarige leeftijd zou hebben ontvangen. Werknemer bereikte die individuele pensioenleeftijd vóór 1 september 2016. Werknemer heeft geen stimuleringsregeling ontvangen omdat deze op grond van de aftoppingsregeling berekend werd op nihil (de ontslagdatum lag na de individuele pensioendatum). Werknemer heeft de kantonrechter onder meer verzocht om ABN AMRO te veroordelen tot betaling aan hem van een ontslagvergoeding. De kantonrechter heeft overwogen dat de aftoppingsregeling van het sociaal plan in strijd is met de WGBL en derhalve nietig is en buiten toepassing moet blijven. Werknemer heeft dus ingevolge het sociaal plan in beginsel aanspraak op 75 procent van de stimuleringspremie. Toewijzing van het desbetreffende bedrag zou echter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. De kantonrechter heeft daarom geoordeeld dat werknemer geen aanspraak kon maken op de hem ingevolge het sociaal plan toekomende stimuleringspremie voor zover die meer bedroeg dan zijn volledige inkomensderving tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd vermeerderd met de pensioenschade die hij lijdt als gevolg van het missen van de verdere opbouw tot die leeftijd. Tegen deze beslissing is ABN AMRO in hoger beroep gekomen.

Oordeel

Het hof is van oordeel dat de aftoppingsregeling wel degelijk direct onderscheid naar leeftijd maakt. Alle werknemers die hun individuele pensioenleeftijd bereiken, krijgen immers te maken met de aftoppingsregeling. Onderzocht moet worden of de onderhavige aftoppingsregeling een legitiem doel dient en of die regeling een passend en noodzakelijk middel is om dat doel te bereiken. Het hoofddoel van het sociaal plan is volgens ABN AMRO het bewerkstelligen van een eerlijke verdeling van de beschikbare middelen onder alle bij het ontslag betrokkenen. Door de aftopping blijven de financiële gevolgen van de reorganisatie voor ABN AMRO en het personeel dat in dienst blijft, beperkt. Voorts worden de beschikbare middelen eerlijk en rechtvaardig verdeeld onder de bij het ontslag betrokkenen en wordt het economisch nadeel van de werknemers die hun baan verliezen, in het bijzonder de achteruitgang in inkomen, zo veel mogelijk beperkt. Het hof deelt het oordeel van de kantonrechter dat zulks inderdaad het geval is, met daarbij de ook door de kantonrechter gemaakte kanttekening dat het doel zo algemeen is geformuleerd dat het ruimte laat voor een scala aan middelen om dat doel te bereiken. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat de aftoppingsregeling geen passend en noodzakelijk middel is om het door ABN AMRO geformuleerde doel te bereiken. Door de aftoppingsregeling worden oudere werknemers die een lang dienstverband hebben zonder aanwijsbare noodzaak onevenredig hard getroffen. Zij missen, indien zij geen ander werk vinden, in die jaren in ieder geval dertig procent van hun inkomen, terwijl ook hun pensioen niet verder wordt opgebouwd. Anders dan ABN AMRO stelt, hebben de werknemers van wie de stimuleringspremie wordt afgetopt, dus wel degelijk nadeel van de regeling. Het vooroverwogene leidt tot de conclusie dat met de omstreden aftoppingsregeling een verboden onderscheid naar leeftijd wordt gemaakt. Dat betekent dat de desbetreffende bepaling op grond van artikel 13 WGBL nietig is, zoals de kantonrechter ook heeft geoordeeld.