Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Accent Receptieservices B.V.
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 1 februari 2019
ECLI:NL:RBDHA:2019:1473

werkneemster/Accent Receptieservices B.V.

Ontslag op staande voet onterecht gegeven na aanbieden cocaïne aan collega’s en gebruik daarvan tijdens personeelsfeest. Gebruik cocaïne te ver verwijderd van dienstverband. Billijke vergoeding deels toegewezen, nu dienstverband als gevolg van handelen werkneemster eindig zou zijn.

Feiten

Werkneemster is in 2018 in dienst getreden bij Accent Receptieservices B.V. (hierna: werkgeefster), laatstelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tegen een salaris van € 1.743,04 per maand. In het weekend van vrijdag 12 tot en met 14 oktober 2018 vond een personeelsfeest plaats. In de avond van zaterdag 13 oktober 2018 is werkneemster met enkele collega´s naar de slaapkamer gegaan en zij heeft daar cocaïne getoond en aangeboden aan deze collega’s. Eén collega is op het aanbod ingegaan en samen met deze collega heeft werkneemster cocaïne gebruikt. Daarna hebben zij zich weer bij het gezelschap gevoegd. Op maandag 15 oktober 2018 is werkneemster op staande voet ontslagen. Werkneemster heeft bij de kantonrechter primair onder meer gevorderd het ontslag op staande voet te vernietigen. Subsidiair heeft werkneemster bij de kantonrechter gevorderd werkgeefster te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 9.414,47 bruto, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 3.106,09 (incl. vakantietoeslag) bruto en tot verstrekking aan werkneemster van een bruto-nettosalarisspecificatie, op straffe van een dwangsom.

Onterecht gegeven ontslag op staande voet

Het gebruik van cocaïne wordt in brede kring als maatschappelijk onwenselijk beschouwd en het bezitten, aanbieden of verhandelen van cocaïne is zelfs een strafbaar feit. Anderzijds is het gebruik van cocaïne in bepaalde kringen zo niet gemeengoed, dan toch in ieder geval tamelijk wijd verbreid. Dat werkneemster cocaïne zelf gebruikt en een kleine hoeveelheid aanbiedt aan een collega is derhalve enerzijds wellicht onwenselijk of zelfs strafbaar, maar anderzijds een maatschappelijke realiteit, die niet als zeldzaam dient te worden gezien. In dit geval is het gebruik van de cocaïne te ver verwijderd van het dienstverband van werkgeefster met werkneemster. In de eerste plaats vond het gebruik plaats buiten werktijd en op een locatie die ver verwijderd was van de plaats, waar werkneemster gebruikelijk haar werkzaamheden verrichtte. Daarnaast vond het gebruik plaats tijdens een personeelsuitje, dat georganiseerd werd door de personeelsvereniging van werkneemster. Daarvan zegt werkgeefster zelf dat die vereniging ten doel heeft de onderlinge band van de werknemers van werkgever te versterken. Van enige rechtstreekse betrokkenheid van werkgeefster op de activiteiten van de personeelsvereniging is niet gebleken. De kosten van het uitje werden bovendien bestreden met een bijdrage van de werknemers zelf, met slechts een bescheiden bijdrage van de zijde van de werkgeefster. Ten slotte vond het gebruik plaats in de beslotenheid van een kampeerboerderij. Al met al is de kantonrechter van oordeel dat het gebruik van de cocaïne door werkneemster geen ontslag op staande voet rechtvaardigt. Werkneemster ziet ter zitting af van herstel van het dienstverband. In dat licht wordt het ontslag op staande voet gezien als een opzegging van het dienstverband door werkgeefster, waartegen werkneemster zich niet verzet. Daarmee is aan het dienstverband per 1 december 2018 een einde gekomen en heeft werkneemster recht op doorbetaling van haar loon over de periode van 15 oktober 2018 tot 1 december 2018. Het door werkneemster gevorderde bedrag wegens onregelmatige opzegging zal de kantonrechter toewijzen. Ten aanzien van de gevorderde billijke vergoeding gaat werkneemster er zelf van uit dat haar dienstverband niet zou voortduren na 1 maart 2019. In het feit dat ook in de ogen van werkneemster haar dienstverband als gevolg van haar handelen op 15 oktober 2018 eindig zou zijn, heeft zij het eindigen van haar dienstverband ook zelf in de hand gewerkt. De kantonrechter ziet daarom aanleiding de billijke vergoeding te beperken tot € 3.000 bruto, afgerond ongeveer anderhalve maand salaris. Als verzocht zal de kantonrechter het verzoek tot verstrekking van een bruto-nettosalarisspecificatie toewijzen, met dien verstande dat hij een dwangsom daaraan zal onthouden.