Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 19 februari 2019
ECLI:NL:GHAMS:2019:489
werknemer/G4S Security Services B.V.
Feiten
Werknemer is op 23 april 2007 bij G4S Security Services B.V. (hierna: ‘G4S’) in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, laatstelijk in de functie van beveiligingsemployé. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Particuliere Beveiliging (hierna ook: CAO PB) van toepassing. Werknemer is werkzaam geweest bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Werknemer is de gehele periode 2009-2014 bezoldigd op basis van Beveiliger D in schaal 6 van de CAO PB. Met ingang van 1 juli 2014 is het dienstverband tussen werknemer en werkgeefster beëindigd. Werknemer heeft de kantonrechter verzocht werkgeefster te veroordelen tot betaling van onder meer achterstallig loon. Werknemer heeft daaraan ten grondslag gelegd dat op hem artikel 8 Waadi van toepassing is, dat hij recht heeft op inschaling in schaal 8 van het BBRA, en dat het verschil aan salaris waarop hij recht heeft en datgene wat is uitbetaald, genoemd bedrag betreft. De kantonrechter heeft de vorderingen van werknemer afgewezen. Tegen dit oordeel keren partijen zich in hoger beroep. Werknemer vordert bij het hof G4S onder meer te veroordelen tot betaling van achterstallig loon, inclusief vakantietoeslag en overige emolumenten over de periode 4 maart 2009 tot 1 januari 2014, zijnde een bedrag van € 47.946,07.
Oordeel
Uit de tussen G4S en de Staat der Nederlanden gesloten overeenkomst blijkt dat G4S zich tegenover de Staat verbonden heeft om een volgens een bijlage 3 (Postenbezetting) genoemde ‘vereiste inzet van Detentietoezichthouders’ te laten plaatsvinden. Uit de overeenkomst blijkt niet dat G4S eindverantwoordelijk is voor het toezicht op de gedetineerden en dat het haar vrij staat dat resultaat te bereiken op een manier die haar goeddunkt, maar blijkt dat G4S personeel ter beschikking stelt aan de Staat/DJI, en DJI vervolgens onder haar toezicht en leiding het G4S-personeel inzet. Aldus is naar het oordeel van het hof sprake van het ter beschikking stellen van personeel door G4S aan DJI, en is geen sprake van een zelfstandig uitgevoerde dienst door G4S. G4S betoogt dat de ten behoeve van DJI verrichte werkzaamheden de voor G4S ‘normale arbeid’ betreffen, op grond waarvan de Waadi niet functioneel zou zijn, en daarmee niet van toepassing. Uit de ontslagaanvraag bij het UWV blijkt echter dat de werkzaamheden van G4S ten behoeve van DJI zodanig specifiek waren, dat dit werk in een aparte Business Unit was ondergebracht (C&JS) en dat de bij DJI werkzame werknemers niet onderling uitwisselbaar werden geacht met enige andere functie binnen G4S. Niettemin, ook wanneer de werkzaamheden ten behoeve van DJI toch als normale arbeid van G4S zouden moeten worden aangemerkt, dan betekent dat niet dat de Waadi niet van toepassing is. G4S stelde personeel ter beschikking aan DJI. Werknemer en zijn collega’s hadden in het detentiecentrum Alphen aan den Rijn twee leidinggevenden van G4S. Deze leidinggevenden bevonden zich echter niet binnen het detentiecentrum. Het afdelingshoofd, in dienst van DJI, gaf aan werknemer en zijn daar werkzame collega’s opdrachten over de door werknemer te verrichten werkzaamheden. Aldus is sprake van een door G4S uitgeoefende leiding en toezicht over werknemer. Daarmee week deze situatie wezenlijk af van die, waarvan in de wetsgeschiedenis van de Waadi sprake was, namelijk het onder leiding en toezicht van de opdrachtnemer verrichten van werkzaamheden op het gebied van catering of beveiliging. G4S stelt verder dat de werkzaamheden van werknemer als detentiehouder bij DJI kunnen worden gebracht onder de tekst van de omschrijving van de werkzaamheden in de functiegroep Objectbeveiliger (met functie Beveiliger D) in bijlage 2 van de CAO PB, en dat aldus met toepassing van artikel 8 lid 3 Waadi van de loonverhoudingsnorm van lid 1 van dat artikel is afgeweken. De werkzaamheden van de objectbeveiliger zoals genoemd in bijlage 3 van de cao betreffen wezenlijk andere werkzaamheden dan de werkzaamheden verricht door de detentietoezichthouder. De objectbeveiliger beveiligt objecten, terwijl de detentietoezichthouder toezicht moet houden op personen. De werkzaamheden van de detentietoezichthouder vallen niet onder de omschrijving van objectbeveiliger en er bestaat ook geen andere functie in de CAO PB die wel overeenkomt met de werkzaamheden van de detentietoezichthouder. Het hof is daarmee van oordeel dat artikel 8 lid 3 Waadi (zowel in de oude tekst als in de nieuwe tekst) niet van toepassing is. De vraag is verder of werknemer in schaal 8 BBRA thuishoort, of maximaal in schaal 6, in welk laatste geval geen bijbetaling hoeft plaats te vinden. Nu werknemer stelt dat de door hem verrichte werkzaamheden behoren te worden ingedeeld in schaal 8 BBRA en hij daarom recht heeft op nabetaling, rust op hem de bewijslast. Werknemer heeft nadrukkelijk bewijs aangeboden van zijn stelling dat hij had moeten worden ingeschaald in schaal 8 BBRA. Hij noemt daarbij het als getuigen horen van C, A en D. Nu het horen van de door werknemer genoemde getuigen zou kunnen bijdragen aan het hiervoor genoemde bewijs, zal werknemer worden toegelaten tot het bewijs van zijn stelling, dat de door hem van 2009 tot 2014 verrichte werkzaamheden vallen onder schaal 8 BBRA.