Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgever/werknemer
Rechtbank Gelderland (Locatie Zaanstad), 26 februari 2020
ECLI:NL:RBGEL:2020:1139
Werknemer is een gematigde boete verschuldigd aan werkgever wegens het (onbewust) overtreden van het geheimhoudingsbeding door een WhatsApp-bericht naar dertig klanten te versturen met gegevens over levertijden, kwaliteit en service van producten van werkgever.

Feiten

Werknemer heeft tot 8 juli 2019 gewerkt bij werkgever als verkoper/algemeen medewerker. In de arbeidsovereenkomst is een geheimhoudingsbeding opgenomen, waarin is geformuleerd dat geen mededeling gedaan mag worden betreffende kennis met betrekking tot zaken en belangen van de bedrijven van de werkgever, zijn klanten of andere relaties. Op 12 juli 2019 heeft werknemer aan een groep van ongeveer dertig klanten van werkgever een WhatsApp-bericht gestuurd, waarin hij hun laat weten niet meer voor werkgever te werken en aan de slag te gaan bij een andere werkgever. Het WhatsApp-bericht bevat tevens informatie over levertijden, kwaliteit en service en de kwaliteit van producten. Per brief van 19 juli 2019 is werknemer door werkgever gesommeerd om € 200.000 te betalen als gevolg van de overtreding van het geheimhoudingsbeding door dit WhatsApp-bericht. Per brief van 22 juli 2019 heeft werknemer aangegeven dat er geen sprake is van een overtreding van het geheimhoudingsbeding. Werkgever vordert onder meer een verklaring voor recht dat werknemer het geheimhoudingsbeding heeft geschonden en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld. Daarnaast vordert werkgever werknemer te veroordelen € 200.000 te betalen aan werkgever.

Oordeel

Werknemer neemt ten onrechte tot uitgangspunt dat alleen sprake kan zijn van schending van het geheimhoudingsbeding als geheime informatie lekt. Deze interpretatie van het beding wordt niet ondersteund door het geheimhoudingsbeding dat in brede zin is geformuleerd. In het WhatsApp-bericht staat immers informatie over levertijden, kwaliteit en service en de kwaliteit van producten. Werkgever heeft echter niet kunnen toelichten om welke reden twintigmaal de boete van € 10.000 wordt gevorderd. Alleen al om die reden zal het bedrag van € 200.000 niet kunnen worden toegewezen. Ter beoordeling ligt daarom verder nog of een boete van € 10.000 is verschuldigd door werknemer. In de eerste plaats is niet gebleken dat werkgever heeft geleden onder het WhatsApp-bericht van werknemer. Ter zitting heeft werkgever toegelicht dat zijn bedrijf en de omzet daarvan goed loopt en dat zijn bedrijf geen nadeel heeft ondervonden van het bericht van werknemer. Werknemer heeft verklaard dat hij financieel ernstig gedupeerd zou zijn als hij de volledige boete zou moeten betalen. Hij is kostwinner en heeft op dit moment geen werk, zodat zijn gezin rond moet komen van een uitkering. Verder heeft werknemer aangegeven spijt te hebben van het rondsturen van het bericht en hij heeft dit ook concreet doen blijken door er enkele dagen later een excuusbericht achteraan te sturen. Ten slotte bestaat er een wanverhouding tussen de boete en het salaris dat werknemer verdiende bij werkgever, namelijk € 3.500 bruto per maand. Om al deze redenen wordt de boete gematigd tot € 1.000. De gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen. Het belang van een afzonderlijke verklaring voor recht is niet gesteld. Voor de stelling dat werknemer een onrechtmatige daad heeft gepleegd is overigens ook onvoldoende gesteld.