Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Randstad Transport B.V.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 14 juli 2020
ECLI:NL:GHAMS:2020:2010
Afwijzing loonvordering uitzendkracht op grond van artikel 8 lid 1 sub a (oud) Waadi. Eindejaars- en winstuitkering maken geen deel uitmaken van de inlenersbeloning als bedoeld in artikel 19 en 20 ABU cao. Werknemer heeft onvoldoende aangevoerd ter onderbouwing van zijn standpunt dat artikel 5 Uitzendrichtlijn onjuist is geïmplementeerd.

Feiten

Werknemer is op 5 januari 2015 in dienst getreden van Randstad Transport B.V. (hierna: Randstad) op basis van een uitzendovereenkomst voor bepaalde tijd tot en met 3 september 2016. Vanaf 5 september 2016 heeft werknemer werkzaamheden verricht in dienst van Randstad op basis van een detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd tot en met 1 januari 2017, aanvankelijk verlengd tot en met 5 maart 2017 en vervolgens tot en met maart 2018, waarop de ABU cao voor uitzendkrachten van toepassing is verklaard. Uit de artikelen 6 en 7 van de detacheringsovereenkomst volgt dat de beloning en de vakantiedagen van werknemer gebaseerd zijn op de cao voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de mobiele kranen (hierna: cao BGV). Werknemer is gedurende genoemde overeenkomsten ter beschikking gesteld aan KLM, waar hij als vrachtwagenchauffeur bij de KLM Tankdienst werkzaam was. Per 27 april 2017 heeft werknemer zijn detacheringsovereenkomst met Randstad opgezegd. Werknemer heeft in eerste aanleg veroordeling van Randstad gevorderd tot betaling van achterstallig loon. Werknemer heeft daartoe gesteld dat hij op grond van artikel 7:611 BW jo. artikel 8 lid 1 sub a Waadi recht heeft op ten minste dezelfde arbeidsvoorwaarden als die gelden voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van KLM. De kantonrechter heeft de vordering van werknemer afgewezen. Tegen deze beslissing komt werknemer op. Met zijn grieven betoogt werknemer dat de eindejaarsuitkering en winstuitkering dienen te worden meegenomen in de vergelijking tussen het aan werknemer uitbetaalde loon en het loon op grond van de KLM cao.

Oordeel

Afgaande op de tekst van artikel 8 lid 3 (oud) Waadi is afwijking van de loonverhoudingsnorm in de ABU cao onbeperkt toegestaan. Hieruit volgt dat de artikelen 19 en 20 van de ABU cao niet in strijd zijn met het bepaalde in artikel 8 lid 1 en 3 (oud) Waadi. Bedoeld is om sociale partners de mogelijkheid te bieden om onbeperkt van de loonverhoudingsnorm af te wijken. Vervolgens dient te worden beoordeeld of de Uitzendrichtlijn met het bepaalde in artikel 8 Waadi correct geïmplementeerd is in Nederland. Het hof overweegt dat dit het geval is. Uit de tekst van artikel 5 lid 3 Uitzendrichtlijn, gelezen in samenhang met lid 1 van artikel 5 Uitzendrichtlijn, volgt dat de afwijkingsmogelijkheid bij cao ziet op alle essentiële arbeidsvoorwaarden, waaronder de bezoldiging. Dat de afwijking in de artikelen 19 en 20 van de ABU cao niet van een passend niveau zou zijn of dat niet de algemene bescherming van uitzendkrachten in acht zou zijn genomen, heeft werknemer gesuggereerd, maar niet nader geconcretiseerd. Daarnaast volgt het hof werknemer niet in zijn niet nader onderbouwde opvatting dat de term ‘arbeidsvoorwaarden’ in artikel 5 lid 3 Uitzendrichtlijn eigenlijk moet worden opgevat als ‘arbeidsomstandigheden’, althans geen betrekking kan hebben op de bezoldiging. Het hof concludeert dat werknemer onvoldoende heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn standpunt dat artikel 5 Uitzendrichtlijn door de Nederlandse wetgever niet juist is geïmplementeerd. Het hof overweegt vervolgens dat de eindejaarsuitkering en winstuitkering geen deel uitmaken van de inlenersbeloning als bedoeld in de artikelen 19 en 20 van de ABU cao. De eindejaarsuitkering en winstuitkering komen daarin niet voor. De grieven van werknemer falen. Het vonnis waarvan beroep zal, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, worden bekrachtigd.