Naar boven ↑

Rechtspraak

De Staat der Nederlanden/werknemer
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 11 augustus 2020
ECLI:NL:RBROT:2020:7329
Werkneemster die de deuren in de PI heeft opengehouden door het plaatsen van voorwerpen heeft niet (ernstig) verwijtbaar gehandeld. Onvoldoende is gebleken dat DJI hieromtrent een strikt (sanctie)beleid naleeft.

Feiten

Werkneemster is op 1 april 2011 aangesteld bij DJI. Zij verricht sinds 2015 zijn werkzaamheden op een locatie waar een groot aantal gedetineerden gehuisvest zijn met een extreem, hoog of verhoogd risico tot ontvluchting en daarmee een groot maatschappelijk risico. Tevens is in deze inrichting de Terroristenafdeling gehuisvest als gevolg waarvan extra veiligheidsmaatregelen in acht dienen te worden genomen. Werkneemster was in de nacht van 4 op 5 februari 2020 ingedeeld op de post CMK 1 (centrale meldkamer). Gedurende de nachtdienst is door een medewerker een pizza besteld. Hiervoor is omstreeks 22:45 uur zowel de buitenmuur als de binnendeur geopend om de pizzabezorger toegang te verschaffen tot de inrichting. Het Hoofd Veiligheid heeft vervolgens een intern onderzoek gestart. Werkneemster is met ingang van 10 februari 2020 met onmiddellijke ingang geschorst en haar is de toegang tot de dienstonderdelen ontzegd. DJI verzoekt in onderhavige procedure ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens (ernstig) verwijtbaar handelen. DJI heeft hieraan ten grondslag gelegd dat er in de nacht van 4 op 5 februari 2020 meerdere malen gehandeld is op een wijze die indruist tegen de geldende gedragsregels, werkinstructies, het integriteitsbeleid en de protocollen binnen de organisatie en die de veiligheid van de aanwezige collega’s in gevaar had kunnen brengen. Dit alles zou wijzen op (ernstig) plichtsverzuim.

Oordeel

Uit de ter zitting getoonde beelden blijkt dat werkneemster op enig moment tijdens de nachtdienst een plastic bakje tussen een tussendeur heeft geplaatst. Haar collega heeft daarnaast een stoffer tussen één deur geplaatst en heeft bij een andere deur het door werknemer geplaatste plastic bakje omgewisseld voor een schoenborstel. Voor wat betreft het openhouden van de tussendeuren door middel van het plaatsen van voorwerpen en het opheffen van de sluiswerking tijdens de nachtdienst hebben zowel werknemer als X, Y en Z uitdrukkelijk aangevoerd dat dit al geruime tijd de gangbare praktijk is, waarvan de leidinggevenden binnen PI ook op de hoogte waren en dat dit ook door hen werd toegelaten. De kantonrechter kan zich op grond van de door DJI overgelegde en ter zitting getoonde camerabeelden niet aan de indruk onttrekken dat, zoals door werknemer aangevoerd, een en ander staande praktijk is, nu te zien is dat X en Y zonder enige twijfel of hapering en met een geroutineerd gebaar de deuren openhouden door middel van het plaatsen van voorwerpen en dat zij vervolgens vrij heen en weer lopen. Ook de overgelegde verklaringen wijzen in die richting. Hoewel de kantonrechter begrip heeft voor het standpunt van DJI en haar belang bij strikte handhaving van regels en protocollen binnen een zwaar beveiligde inrichting met een terroristenafdeling is onvoldoende gebleken dat DJI een strikt (sanctie)beleid naleeft ten aanzien van het openhouden van de tussendeuren en het opheffen van de sluiswerking. Door DJI zijn geen nadere stukken overgelegd waaruit blijkt dat medewerkers expliciet op de regels en de gevolgen van overtreding daarvan zijn geattendeerd, in die zin dat werknemer en zijn collega’s bewust waren van de ontoelaatbaarheid van hun gedrag en dat zij ook als een gewaarschuwd mens moeten worden geacht. Ten aanzien van de rol van werkneemster in het pizzaincident staat vast dat zij vanuit haar post op de centrale meldkamer naar voren is gelopen en dat zij de pizzadoos in ontvangst heeft genomen. Nu werkneemster voor deze handelwijze echter een plausibele verklaring heeft gegeven, in die zin dat de wachtcommandant toestemming heeft gegeven om de pizza te bestellen en de buitendeur te openen, kan haar daarvan op zichzelf geen verwijt worden gemaakt. Het voorgaande neemt niet weg dat goederen ongecontroleerd de inrichting zijn binnengekomen en dat daarmee een veiligheidsrisico in het leven is geroepen. Hoewel werkneemster steken heeft laten vallen kan haar naar het oordeel van de kantonrechter niet een zo ernstig verwijt worden gemaakt dat dit een ontbinding op de e-grond kan rechtvaardigen. Verzoek om ontbinding wordt afgewezen.