Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Stint Project Support B.V.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 9 februari 2021
ECLI:NL:RBAMS:2021:516
Ontvankelijkheid verzoek werknemer tot toekenning billijke vergoeding na ‘switch’ wegens onterecht ontslag op staande voet omdat de consequenties van het weigeren om (tijdelijke) kabeltrekwerkzaamheden te verrichten niet duidelijk zijn medegedeeld.

Feiten

Werknemer is op 1 mei 2008 in dienst getreden bij Stint. De laatste functie die werknemer vervulde, is die van monteur telematica. Werknemer werd door Stint tewerkgesteld bij Schiphol Telematics. Op enig moment heeft werknemer vernomen dat de werkzaamheden voor Schiphol Telematics zouden worden overgedragen aan een derde. Na het eindigen van de werkzaamheden bij Schiphol Telematics heeft werknemer drie weken verplicht verlof op moeten nemen. Op maandag 24 augustus 2020 heeft een gesprek met werknemer plaatsgevonden in Lijnden, waarbij de operating manager vertelde over lopende projecten op de D-pier. De werkzaamheden voor het beschikbare project betroffen het trekken van kabels. Op 25 augustus 2020 heeft werknemer zich opnieuw gemeld in Lijnden. De aanwezige projectverantwoordelijke gaat ervan uit dat er die dag op het project aan de D-pier wordt gewerkt. Werknemer heeft dat geweigerd, omdat hij andere werkzaamheden dan gebruikelijk moest uitvoeren, waaronder kabeltrekken. Op 26 augustus 2020 heeft opnieuw een gesprek plaatsgevonden over deze (tijdelijke) werkzaamheden en is gevraagd of de medewerkers bereid zijn deze uit te voeren. Onder meer werknemer is hier niet toe bereid; hij wordt naar huis gestuurd. Van het gesprek zijn audio-opnamen gemaakt. Later die dag op 26 augustus 2020 heeft werknemer laten weten dat hij de werkzaamheden van kabeltrekken nu niet meer kan doen vanwege rugklachten. Stint accepteert dit niet, omdat er in voorgaande gesprekken nooit sprake is geweest van een fysieke beperking. Op 26 augustus 2020 is werknemer op staande voet ontslagen. Op 8 oktober 2020 heeft werknemer Stint in de gelegenheid gesteld om voor 15 oktober 2020 het ontslag op staande voet in te trekken. Op 16 oktober 2020 heeft Stint kenbaar gemaakt het ontslag op staande voet niet in te trekken. Per e-mail van 9 december 2020 heeft de gemachtigde van Stint echter aan de gemachtigde van werknemer laten weten dat Stint het verzoek tot vernietiging van de opzegging toch accepteert. Op 16 december 2020 heeft de gemachtigde van werknemer aan de gemachtigde van Stint laten weten dat werknemer zijn verzoek tot vernietiging van de opzegging niet zal handhaven en dat hij er geen vertrouwen meer in heeft dat sprake zal zijn van een vruchtbare arbeidsrelatie. Werknemer heeft – na wijziging van zijn verzoek – een verzoek gedaan om ten laste van Stint een billijke vergoeding toe te kennen van € 86.642,16 bruto op grond van artikel 7:681 lid 1 BW. Werknemer verzoekt tevens om toekenning van de transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging.

Oordeel

‘Switch’

Stint heeft werknemer op staande voet ontslagen waarmee de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang is opgezegd. Een opzegging is een eenzijdige rechtshandeling die niet zonder toestemming van de werknemer ongedaan kan worden gemaakt. Werknemer heeft Stint in de brief van 8 oktober 2020 gevraagd het ontslag uiterlijk op 15 oktober 2020 in te trekken. Deze brief zou kunnen worden opgevat als een verklaring van de werknemer dat hij instemt met het terugdraaien van het ontslag. Het verzoek van werknemer is echter door Stint afgewezen in de brief van 16 oktober 2020, waarbij Stint het ontslag heeft gehandhaafd. Stint had in redelijkheid moeten begrijpen dat daarmee de toestemming van werknemer van tafel was. Werknemer heeft vervolgens de onderhavige procedure aanhangig gemaakt, waarbij primair is verzocht het ontslag op staande voet te vernietigen, en subsidiair toekenning van de diverse verzochte vergoedingen. Met deze inrichting van het verzoekschrift heeft werknemer zich keuzevrijheid voorbehouden, hetgeen ook voor Stint duidelijk had moeten zijn. Nu het aanbod van 8 oktober 2020 was afgewezen, mocht Stint er in de gegeven omstandigheden niet zonder meer op vertrouwen dat werknemer ook na 16 oktober 2020 steeds onvoorwaardelijk en onmiddellijk zou instemmen met ongedaanmaking van het ontslag. Toen Stint op 9 december 2020 alsnog bereid bleek het ontslag terug te draaien stond het werknemer in de gegeven omstandigheden vrij enige bedenktijd te nemen en – mede vanwege de harde opstelling van Stint na 9 december 2020 – alsnog een ‘switch’ te maken door het primaire verzoek te laten vallen. De wijziging van het verzoek is tijdig voor de zitting gedaan. Dit betekent dat werknemer ontvankelijk is in zijn verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding.

Rechtsgeldig ontslag op staande voet?

Het ontslag op staande voet dat aan werknemer is gegeven is niet rechtsgeldig. Hoewel vaststaat dat werknemer ten tijde van de gesprekken op 24 en 25 augustus 2020 niet bereid was om kabeltrekwerkzaamheden te verrichten, is hem niet voldoende duidelijk gemaakt dat het blijvend weigeren van de werkzaamheden een ontslag (op staande voet) zou opleveren, integendeel. Hoewel werkweigering een reden kan zijn voor ontslag op staande voet, is in het gesprek, waarvan een geluidsopname is overgelegd, onder meer gesproken over een mogelijk nog persoonlijk gesprek en andere oplossingen. Van een officiële waarschuwing of oproep om de werkzaamheden te komen verrichten, bij gebreke waarvan arbeidsrechtelijke consequenties zullen volgen, is niet gebleken. Onder die omstandigheden is geen sprake van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet. Of de gegeven opdracht redelijk was, behoeft dan ook geen nadere beoordeling. Het verzoek van werknemer om toekenning van een billijke vergoeding zal worden toegewezen.

Hoogte van de billijke vergoeding

Van groot belang is dat Stint inmiddels meermaals aan werknemer heeft aangeboden dat hij welkom is om terug te keren en werkzaamheden te verrichten. Werknemer heeft dat geweigerd, omdat hij meent dat de verhouding te zeer verstoord is. Een bevredigende nadere toelichting op de omstandigheden waaruit blijkt dat van werknemer niet kan worden verlangd terug te keren in het bedrijf heeft hij echter niet kunnen geven. Een verstoorde persoonlijke verhouding met de persoon die hem heeft ontslagen, kan daaraan, zonder toelichting, weinig bijdragen, omdat werknemer in de praktijk niet of nauwelijks met hem van doen heeft, zoals hij ter zitting heeft meegedeeld. Dit alles neemt echter niet weg dat het gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was. Alles afwegende ziet de kantonrechter aanleiding om de billijke vergoeding vast te stellen op een bedrag van € 3.500 bruto. Tevens wordt Stint veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding ter hoogte van € 15.145,61 bruto. Ook de gevorderde vergoeding wegens onregelmatige opzegging wordt toegewezen.