Naar boven ↑

Rechtspraak

Industrie en Voedingsbond CNV/Pennwalt Holland B.V.
Hoge Raad (Locatie Den Haag), 19 december 1997
ECLI:NL:HR:1997:ZC2532
Werkgeefster heeft in strijd met de cao aan haar werknemers vrije snipperdagen onthouden door de periode tussen Kerstmis en Oud en Nieuw als opgenomen snipperdagen af te schrijven, terwijl zij daartoe krachtens de cao niet gerechtigd was. Vakbond is gerechtigd nakoming van de cao te vorderen.

Feiten

Industrie en Voedingsbond CNV (hierna: CNV) en Pennwalt Holland B.V. (hierna: Pennwalt) hebben een cao afgesloten met een looptijd van 1 april 1989 tot en met 31 maart 1991. Pennwalt heeft eind 1989 besloten dat tussen Kerstmis en Oud en Nieuw niet gewerkt zal worden en dat voor die dagen snipperdagen zullen worden afgeschreven. CNV heeft met een op 28 februari 1991 gedateerd verzoekschrift de kantonrechter onder meer verzocht het tegoed aan vrije snipperdagen van de werknemers van Pennwalt te vermeerderen met de ten onrechte in 1989 en 1990 eenzijdig vastgestelde dagen. CNV heeft deze vordering gegrond op de stelling dat Pennwalt door de vaststelling van een collectieve vakantieperiode in strijd met de cao heeft gehandeld. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen. De rechtbank heeft de vordering eveneens afgewezen op de gronden – kort samengevat – dat onvoldoende is gesteld of gebleken dat en waarom CNV ‘namens iedere werknemer een dergelijke vordering in zou kunnen stellen’ en dat ‘een groot aantal werknemers geen bezwaar had tegen het opnemen van vrije dagen in de kerstperiode’ en dat, indien Pennwalt niet had besloten tot een productiestop, desondanks ‘veel werknemers in de kerstperiode een of meer vrije snipperdagen zouden hebben opgenomen’. CNV heeft beroep in cassatie ingesteld.

Oordeel

De Hoge Raad oordeelt als volgt. Uitgangspunt dient te zijn dat een werknemersorganisatie gerechtigd is als contractspartij uit eigen hoofde nakoming van een door haar met een werkgever gesloten cao te vorderen, in het bijzonder indien het, zoals hier, gaat om in die cao opgenomen verplichtingen van die werkgever jegens zijn werknemers (HR 16 juni 1987, zie AR 2021-0321). Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, wordt een dergelijke vordering niet ingesteld ‘namens iedere werknemer’ en is voor de toewijsbaarheid daarvan niet nodig dat wordt onderzocht welke aantallen individuele werknemers tegen de gedragslijn van de werkgever bezwaar hadden. Wel moet bij de toewijzing van een dergelijke vordering rekening worden gehouden met een drietal factoren. In de eerste plaats kan het recht van CNV om nakoming van de cao ter zake van de snipperdagen te vorderen slechts betrekking hebben op die werknemers die op die snipperdagen aanspraak wensen te maken en ook kunnen maken, hetgeen bijvoorbeeld niet het geval is wanneer zij vóór de betreffende kerstperioden reeds alle snipperdagen waarop zij toen recht hadden, hadden opgenomen, wanneer zijzelf bij voorafgaand overleg hebben te kennen gegeven in de betreffende kerstperiode snipperdagen te willen opnemen of wanneer zij van hun recht op de omstreden snipperdagen bewust afstand hebben gedaan. In de tweede plaats is van belang dat het hier toepasselijke artikel 7A:1638ll lid 1 (oud) BW met betrekking tot ieder vorderingsrecht tot toekenning van vakantie een verjaringstermijn bevat van twee jaren na het tijdstip waarop de aanspraak is ontstaan. Deze verjaring is, voor zover het de uit eigen hoofde ingestelde rechtsvordering van CNV betreft, gestuit door de dagvaarding in de onderhavige zaak. Een redelijke wetstoepassing brengt evenwel mee dat deze stuiting tevens de rechtsvorderingen van de individuele werknemers heeft gestuit, voor zover deze betrekking hebben op de rechten ter zake waarvan CNV jegens Pennwalt een veroordeling tot nakoming heeft verkregen, zoals ook strookt met het huidige artikel 3:316 lid 1 BW, volgens welke bepaling voor stuiting van de verjaring het instellen van een eis of een andere daad van rechtsvervolging ‘van de zijde van’ de gerechtigde voldoende is. Deze collectieve stuiting geldt evenwel niet ook voor de eventuele rechtsvorderingen van de individuele werknemers ter zake van schadevergoeding, in het bijzonder die bedoeld in artikel 1638ll lid 2 (oud) BW. In de derde plaats zal de Hoge Raad aan de veroordeling van Pennwalt geen dwangsom verbinden, nu deze veroordeling een situatie schept waarin blijkens het voorgaande zal moeten worden onderzocht welke werknemers aanspraak op de voormelde snipperdagen wensen te maken en kunnen maken, en waarin nader overleg daarover tussen partijen in dit geding aangewezen kan zijn, terwijl het niet wenselijk is dat dit overleg onder dreiging van mogelijk te verbeuren dwangsommen moet plaatsvinden. Wat het onderhavige geval betreft, geldt het volgende. In het eindvonnis van de rechtbank ligt besloten dat Pennwalt in strijd met de cao aan haar werknemers vrije snipperdagen heeft onthouden door de periode tussen Kerst en Oud en Nieuw als opgenomen snipperdagen af te schrijven, terwijl zij daartoe krachtens de cao niet gerechtigd was. Dit brengt mee dat deze werknemers niet door deze afschrijving hun recht om deze vrije snipperdagen op te nemen hebben verloren en dat CNV alsnog kan verlangen dat Pennwalt haar verplichtingen te dier zake nakomt. De vordering van CNV was derhalve voor toewijzing vatbaar en is door de rechtbank op onjuiste gronden afgewezen. De Hoge Raad doet de zaak zelf af en veroordeelt Pennwalt het tegoed aan vrije snipperdagen van haar werknemers te vermeerderen met de ten onrechte eenzijdig vastgestelde dagen, zulks voor zover die werknemers op die vermeerdering aanspraak wensen te maken en kunnen maken.