Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 31 maart 2021
ECLI:NL:RBMNE:2021:1388
Feiten
Partijen zijn op 1 april 2019 opnieuw een uitzendovereenkomst aangegaan voor de duur van zeven maanden. Werkneemster heeft zich op 15 augustus 2019 ziek gemeld. Werkgeefster stelde zich op het standpunt dat de uitzendovereenkomst door de arbeidsongeschiktheid van werkneemster was geëindigd. De kantonrechter heeft in zijn uitspraak van 6 januari 2020 geoordeeld dat werkneemster per 15 augustus 2019 ziek is, zij niet heeft ingestemd met beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden en dat sprake is van een opzegverbod tijdens ziekte. Werkgeefster is vervolgens veroordeeld tot betaling van 70% van het salaris van werkneemster tot het einde van de uitzendovereenkomst (1 november 2019). Werkgeefster is het niet eens met het voorlopig oordeel van de kantonrechter en meent dat zij voornoemd bedrag onverschuldigd aan werkneemster heeft betaald. Zij vordert nu een verklaring voor recht dat er sprake is van onverschuldigde betaling zoals bedoeld in artikel 6:203 lid 2 BW en vordert veroordeling van werkneemster tot (terug)betaling van € 11.243,67 en de kosten van deze procedure. In het tussenvonnis van 3 februari 2021 oordeelde de kantonrechter dat de uitzendovereenkomst niet is geëindigd doordat werkneemster zich ziek heeft gemeld. Volgens werkgeefster is werkneemster op 15 augustus 2019 door opdrachtgever weggestuurd. Dit is volgens werkgeefster dus vóór werkneemsters ziekmelding gebeurd en staat daar los van. Werkneemster heeft dit betwist. Volgens haar heeft opdrachtgever haar pas op 20 augustus 2019 telefonisch verteld dat zij niet terug hoefde te komen. In het tussenvonnis van 3 februari 2021 is aan werkgeefster opdragen haar stelling te bewijzen. Bij faxbericht van 1 maart 2021 heeft werkgeefster meegedeeld dat het voor haar niet mogelijk is aan de bewijsopdracht te voldoen.
Oordeel
Werkgeefster heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te bewijzen dat werkneemster op 15 augustus 2019 vóór de ziekmelding door opdrachtnemer is weggestuurd. Dit betekent dat de uitzendovereenkomst tussen partijen niet is geëindigd omdat werkneemster zich ziek heeft gemeld. Het loon dat werkgeefster over de periode 15 augustus 2019 tot 1 november 2019 aan werkneemster heeft betaald is dan ook niet onverschuldigd geweest. De vordering van werkgeefster wordt om deze reden afgewezen.