Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Inter (VCD) B.V.
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 13 april 2021
ECLI:NL:RBGEL:2021:2534
Toestemming UWV in strijd met artikel 7:669 BW. Herstel van de arbeidsovereenkomst niet mogelijk omdat de (oude) functie van werknemer niet langer bestaat. Het voert te ver dat de kantonrechter bepaalt welke inhoud wordt gegeven aan een te herstellen dienstverband (in een andere functie). Billijke vergoeding toegewezen.

Feiten

Werknemer is op 6 mei 1985 in dienst getreden bij Inter (VCD) B.V. (hierna: Inter). Inter is gespecialiseerd in audio- en videoapparatuur en advisering en ondersteuning op het gebied van informatietechnologie. Op 15 oktober 2019 informeert Inter werknemer over haar besluit de functie van werknemer, destijds business teammanager service (BTM), op te splitsen in twee aparte functies per 22 oktober 2019. De managerstaken SLA worden aan werknemer toebedeeld met de functietitel business developer services (BDS), de overige taken, BTM-manager, worden bij collega K. ondergebracht. Inter vraagt op 15 juni 2020 ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden aan bij het UWV. Op 16 juni 2020 informeert Inter werknemer over haar besluit de functie van BDS te laten vervallen. Hij wordt per die dag vrijgesteld van werkzaamheden, maar later weer toegelaten tot zijn werkplek, waar hij tot en met 30 november 2020 werkzaamheden verricht. Op 3 september 2020 verleent UWV de gevraagde toestemming, waarna Inter per brief van 7 september 2020 de arbeidsovereenkomst tegen 1 december 2020 opzegt. In deze procedure verzoekt werknemer herstel van de arbeidsovereenkomst omdat het ontslag niet bedrijfseconomisch gerechtvaardigd was.

Oordeel

De kantonrechter is met het UWV van oordeel dat Inter in de ontslagprocedure voldoende inzicht heeft gegeven in haar financiële situatie en prognoses voor de toekomst. De gevolgen van de Coronacrisis maken die prognoses niet beter. De stelling van werknemer dat de verbeterde omzet over juni tot en met augustus niet is meegenomen in de prognoses en dat er gemeld zou zijn dat de resultaten goed zijn en dat er zelfs winst zou worden verwacht over 2020, heeft hij niet nader onderbouwd. De door werknemer betrokken stellingen ten aanzien van de werkvermindering zien voornamelijk op de keuzes die Inter heeft gemaakt en die hij niet begrijpt of althans niet deelt. Deze keuze van Inter kan de kantonrechter echter niet anders dan marginaal toetsen omdat het haar beleidsvrijheid betreft. Deze keuze ligt binnen de ondernemersvrijheid van Inter en levert haar een deel van de benodigde kostenbesparing op. De kantonrechter is voorts met Inter van oordeel dat het doorlopen van een medezeggenschapstraject niet nodig was alvorens de wijzigingen door te voeren en ontslag aan te vragen bij het UWV. Inter heeft aangevoerd dat nog geen OR is ingesteld bij gebrek aan draagvlak. Gelet op het voorgaande heeft Inter in redelijkheid kunnen besluiten tot het aanpassen van haar ondernemingsstructuur en voldoende inzichtelijk gemaakt waarom de functie van werknemer moest komen te vervallen. Ten aanzien van de functies is de kantonrechter met Inter van oordeel dat de functies van BDS en BTM niet onderling uitwisselbaar zijn. De door Inter overgelegde profielen laten de verschillen in niveau en werkzaamheden van beide functies zien. De conclusie is dan ook dat Inter het afspiegelingsbeginsel niet hoefde toe te passen. Tot slot is de kantonrechter van oordeel dat Inter niet heeft voldaan aan haar herplaatsingsverplichting. Inter laat na te onderbouwen dat zij daadwerkelijk pogingen heeft ondernomen om met werknemer over herplaatsing in gesprek te komen. Dat had wel van haar mogen worden verwacht. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat Inter zich te gemakkelijk op het standpunt stelt dat de accountmanagerfuncties die op 3 december 2020 vacant zijn geworden, buiten de redelijke herplaatsingstermijn vallen. Zij had deze aan werknemer dienen voor te leggen, ook al waren de verdiensten lager dan in zijn vorige functie. De kantonrechter komt derhalve tot de conclusie dat het UWV in strijd met artikel 7:669 BW toestemming heeft gegeven voor opzegging. Van herstel van de arbeidsovereenkomst kan naar het oordeel van de kantonrechter echter geen sprake zijn nu de functie van werknemer niet langer bestaat. Dit maakt terugkeer van werknemer in zijn eigen functie onmogelijk en het voert te ver dat de kantonrechter bepaalt welke inhoud wordt gegeven aan een te herstellen dienstverband (in een andere functie). Deze omstandigheden, door Inter zelf in de hand gewerkt, acht de kantonrechter echter ernstig verwijtbaar. Er zal dus een billijke vergoeding worden toegewezen. Gelet op de omstandigheden in het onderhavige geval acht de kantonrechter een billijke vergoeding van € 75.000 bruto passend, waarin het gemiste verschil in uitkering en salaris van december 2020 tot nu is verdisconteerd.